Noteer de pv en zet zinsdeelstrepen. Noteer dan het ow, wg en lv. Let op: niet iedere zin bevat ieder zinsdeel.
1. Mijn moeder bemoeit zich veel te veel met mijn kledingkeuze.
2. Die Job Cohen moet zich vast twee keer per dag scheren.
3. Als enig kind zul je vaak jezelf moeten vermaken.
4. Laatst verslikte ik me lelijk in een hete vleeskroket.
5. Waarom sloof jij je toch zo uit voor dat stomme kind?
6. Jouw ergernis over die rotstreek kunnen wij ons heel goed indenken.
7. Waarom hebben jullie je vandaag zo zwaar opgemaakt?
8. Zo'n dure zonvakantie kunnen wij ons niet veroorloven.