4m - L12 P12- Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden

1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Periode 2
17 dec 2021: Deadline spreekopdracht 1

maandag & dinsdag 17/18 jan
spreekopdracht 2

Toetsweek: Kapitel K3 & 4





-

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Tips
- luister / check hoe iets wordt uitgesproken
- maak de lange klinkers ook echt lang
- na een K / P / T een extra H uitspreken
- vermijd Engels!

Slide 4 - Slide

Start Kapitel 4
techniek, beroep, economie en opleiding

grammatica A : geslachten van het zelfstandig naamwooord
grammatica B: möchten & werden
grammatica C: het bezittelijk voornaamwoord
grammatica D: der-groep en ein-groep




Slide 5 - Slide

Grammatik A:
De geslachten van de zelfstandige naamwoorden

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

der
woorden die zijn afgeleid van de stam van een werkwoord

beginnen - der Beginn
einsetzen - der Einsatz
ablaufen - der Ablauf

Slide 8 - Slide

woorden die eindigen op:
- ung  (die Wohnung)
- keit  (die Möglichkeit_
- heit   (die Gesundheit)
- tät   (die Universität)
- schaft  (die Gefangenschaft)

en de meeste woorden op -e

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Der, die oder das?

Freunde
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

Der, die oder das?
Bett
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Der, die oder das?
Freitag
A
der
B
das
C
die

Slide 14 - Quiz

der, die oder das?

Königin

A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

der, die oder das?
Chatfreundin
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

... Sommer
A
die
B
der
C
das

Slide 18 - Quiz

... Sauberkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Föhn
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Mikrowelle
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

... Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

... Lehrer
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

... Glück
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Entwicklung
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat is het geslacht van ...?
.... Straßenhund

Slide 28 - Open question

Wat is het geslacht van ...?
.... Gartenhaus

Slide 29 - Open question

Wat is het geslacht van ...?
.... Wurstbrot

Slide 30 - Open question

Plaats het woord bij 'der, die (v), das of die (mv)'
Plaats de volgende 17 woorden in de juiste vak.
der
(m)
die
(v)
das
(o)
Mehrzahl
Bundeskanzlerin
Einkauszentrum
Gesundheit
Eltern
Hamster
Wind
Herbst
Wiederholung
Blume
Blumen
Seen
Farbe
Kind
Krankenhaus
Polizist
Dorf
Lampen

Slide 31 - Drag question

Lernziele
Wat moet je kunnen?
1. Je weet wat een lidwoord en een zelfstandig naamwoord is. 
2. Je weet welke woorden het lidwoord ‘der’ krijgen.
3. Je weet welke woorden het lidwoord ‘die’ krijgen.
4. Je kent o.a. de uitgangen –ung, -in, -heit en -keit als woordeinde voor vrouwelijke woorden.
5. Je weet welke woorden het lidwoord ‘das’ krijgen.
6. Je weet dat het woordeinde ‘-chen’ een verkleinwoord is en het lidwoord ‘das’ krijgt.
Je kent een aantal uitzonderingen op de regels, bijvoorbeeld Junge en Nacht.

Slide 32 - Slide

auf wiedersehen

Slide 33 - Slide