This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Woorden H1
Slide 1 - Slide
De opdracht
Je krijgt straks tien opdrachten rondom de woorden van H1.
Je lesboek is dicht!
Het team dat het snelst en best antwoordt, wint een prijs!
Slide 2 - Slide
1 Wat is de betekenis van het woord financieren?
A
Je financiën op orde hebben.
B
Betalen
C
Een financieel expert raadplegen.
D
Geen idee!
Slide 3 - Quiz
2 Wat is de betekenis van het woord schril?
A
Schraal
B
Een gil
C
Scherp
D
Schel
Slide 4 - Quiz
3 Noteer de betekenis van het woord veelvuldig.
Slide 5 - Open question
4 Noteer de betekenis van het woord imiteren.
Slide 6 - Open question
5 Vul een woord uit de woordenlijst in: De Nederlandse schaatsters hebben ... gewonnen, maar het is niet eerlijk gegaan.
Slide 7 - Open question
6 Vul een woord uit de woordenlijst in: Sommige dingen die je dagelijks vaak ... doet zijn eigenlijk heel gevaarlijk, zoals fietsen met je telefoon in je hand.
Slide 8 - Open question
7 Vul een woord uit de woordenlijst in: De caissière hield ... de kassa in de gaten, want er liep een oplichter in de winkel.
Slide 9 - Open question
8 Vul een woord uit de woordenlijst in: Een beetje dollen vindt een leraar niet erg, maar hij zal ... ... propjes gooien.
Slide 10 - Open question
9 Vervang het woord 'logeren' door een woord uit Woorden 1. Deze zomer logeren wij in een Zweedse blokhut.
Slide 11 - Open question
10 Vervang het woord 'verzekeren' door een woord uit Woorden 1. Ik kan je verzekeren dat het afzien wordt.