Uiteenzetting les 1: Uiteenzetting

1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Periode 1
Uiteenzetting                                                3x
Werkwoordspelling                                    3x
Presentatie groepsboek                          2x

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Verschil tussen betoog en uiteenzetting
Opbouw van een tekst
Vier fasen van schrijfvaardigheid

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog van het betoog uit jaar 1?

Slide 5 - Open question

Uiteenzetting
Een uiteenzetting is een tekst met als doel de lezer te informeren over een bepaald onderwerp. Een uiteenzetting wordt gebaseerd op feiten en is, in tegenstelling tot een betoog, objectief van aard. 

Slide 6 - Slide

Achtergrondartikel (uiteenzetting)
  • Bij een achtergrondartikel is de vraag niet: Wat is er gebeurd?              
  • Maar: Hoe is het gebeurd, waarom is het gebeurd en wat zijn de gevolgen?
  • Voorbeeld: Op Prinsjesdag wordt het financiële beleid van het kabinet voor het nieuwe jaar bekend gemaakt (doel: informeren)
  • In een nieuwsartikel (doel: informeren) wordt beschreven wat er met Prinsjesdag bekend is gemaakt.
  • In een achtergrondartikel (uiteenzetting, doel: informeren) wordt beschreven hoe het kabinet tot deze keuzes is gekomen.


Slide 7 - Slide

Voorbeeld
  • Voorbeeld: Het nieuws over het 'nieuwe' telefoonbeleid op het ATC. (doel: informeren)
  • In een nieuwsartikel (doel: informeren) wordt beschreven wat er met in dat bericht bekend is gemaakt.
  • In een achtergrondartikel (uiteenzetting, doel: informeren) wordt beschreven hoe de school tot deze keuze is gekomen en wat de gevolgen daarvan zijn.

Slide 8 - Slide

Uiteenzetting

  • Tekstdoel = informeren
  • Objectief
  • In de kern staan feiten met uitleg.
  • In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.
  • Tekststructuren kunnen zijn:
    vraag – antwoord
    verschijnsel – bespreking
    vroeger – nu
    probleem - oplossing


Betoog

  • Tekstdoel = overtuigen
  • Subjectief
  • In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
  • In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
  • Tekststructuur = standpunt-argument


Slide 9 - Slide

Opdracht
Lees onderstaand betoog over het minder eten van vlees en daarna de uiteenzetting over muziek en TikTok. 
Betoog
https://www.scholieren.com/verslag/betoog-nederlands-betoog-vermindering-vleesconsumptie-87044

Slide 10 - Slide

Hoe verschillen de teksten, volgens jou, van elkaar?

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 20 - Quiz

In een uiteenzetting komen nooit meningen van mensen voor:
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 22 - Quiz

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 23 - Drag question

Je leest een artikel in de schoolkrant van een medeleerling. Hij vindt dat het dragen van uniformen verplicht moeten worden op het ATC en geeft hier drie argumenten voor.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 24 - Quiz

Je krijgt in je mail een bericht van MacDonald's met daarin een aanbieding voor twee McFlurry's voor de prijs van één
A
informeren
B
overtuigen

Slide 25 - Quiz

Je leest in de Quest een interessant artikel over hoe een vulkaanuitbarsting kan ontstaan.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 26 - Quiz

Je vraagt aan een vriend of hij je kan uitleggen waarom je Fortnite niet meer kan downloaden in de appstore.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 27 - Quiz

Je wilt graag meer zakgeld. Je bereid je redenen voor je vraag goed voor en vraagt tijdens het avondeten aan je ouders om een verhoging.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 28 - Quiz

Uiteenzetting of betoog?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van de inhoud van een tekst. Hieruit kun je de tekstsoort afleiden.
Geef per omschrijving aan van welke tekstsoort de schrijver waarschijnlijk gebruik heeft gemaakt.

Slide 29 - Slide

In opdracht van een bierproducent ontwerpt een reclamebureau een paginagrote advertentie voor een studentenblad om hun nieuwe biermerk te promoten.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 30 - Quiz

Een natuurkundige legt in een jongerenblad uit hoe een regenboog ontstaat.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 31 - Quiz

Tijdens de kerstdagen heeft een Amsterdamse journalist een week meegereisd met een familie op ski-vakantie. Voor de krantenlezer geeft hij zijn indrukken van een weekje skiën weer in een beschrijving van die week.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 32 - Quiz

Een bezoeker van een dierentuin in Amsterdam legt in een ingezonden brief uit waarom hij het belachelijk vindt dat de dieren niet door bezoekers mogen worden gevoerd.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 33 - Quiz

De schrijver vertelt in tekst A over het bestaan en de ontwikkelingen van het ruimteprogramma van NASA.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 34 - Quiz

De schrijver waarschuwt artsen en zegt in tekst C van mening te zijn dat nogal wat artsen helaas onvoldoende doorzien dat er grote beperkingen zijn in het zorgsysteem.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 35 - Quiz

De schrijver wijst in tekst E op de verschillende mogelijkheden van alternatieve geneeswijzen.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 36 - Quiz

Lesdoel behaald?
Ik weet wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

Wat ging goed?

Slide 38 - Slide

Ik weet wat een uiteenzetting is
Ja
Nee
Een beetje

Slide 39 - Poll

Ik weet hoe een tekst is opgebouwd
Ja
Nee
Een beetje

Slide 40 - Poll

Huiswerk
  • Goed slapen, lekker eten en een leuke film kijken.

Slide 41 - Slide