Uiteenzetting les 1: Uiteenzetting, Achtergrondartikel, Bouwplan

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 1
Jaar 2
P1 2024-2025
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands
Schrijven: Uiteenzetting
Les 1
Jaar 2
P1 2024-2025

Slide 1 - Slide

Vooruitblik
...je weet wat we gaan doen in periode 1.
... heb je jouw voorkennis over schrijfvaardigheid uit lj 1 en 2 opgehaald.
...weet je wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen in periode 1?
Wat?                                                                         toets   
Schrijven (uiteenzetting)                               TW1
Fictie (verplicht handelingsdeel)                -

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog over schrijven?
Welke begrippen herinner jij je nog?

Slide 4 - Mind map

Wat hebben we eerder gedaan?
Jaar 1 - Sprookje 
Jaar 1 - Betoog 




Slide 5 - Slide

Wat hebben we eerder gedaan?
Jaar 1 - Sprookje (tekstdoel: amuseren, tekstsoort: amuserende tekst.)
Jaar 1 - Betoog (tekstdoel: overtuigen, tekstsoort: betogende tekst. )




Slide 6 - Slide

Schrijven in leerjaar 2
In een uiteenzetting geeft de schrijver uitleg over een onderwerp. Hij legt bijvoorbeeld uit hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt of hoe iets gebruikt moet worden. De schrijver geeft nooit zijn mening in een uiteenzetting.

Tekstsoort: uiteenzetting
Tekstdoel: Informeren

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Achtergrondartikel (uiteenzetting)
Bij een achtergrondartikel is de vraag niet: Wat is er gebeurd?
Maar: Hoe is het gebeurd? (Waarom? En wat zijn de gevolgen?)

Voorbeeld: Op Prinsjesdag wordt het financiële beleid van het kabinet voor het nieuwe jaar bekend gemaakt. (doel: informeren)

In een nieuwsartikel (doel:informeren) hierover wordt beschreven wat er met Prinsjesdag bekend is gemaakt.

In een achtergrondartikel (uiteenzetting, doel: informeren) hierover wordt beschreven hoe het kabinet tot deze keuzes is gekomen.


Slide 9 - Slide

Het schrijfdoel van een uiteenzetting is:
A
Informeren
B
activeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 10 - Quiz

Een belangrijk kenmerk van de uiteenzetting is dat deze altijd .... is
A
Interessant
B
Objectief
C
Subjectief
D
Overtuigend

Slide 11 - Quiz

Uiteenzetting
Betoog
Tekstdoel = informeren
Tekstdoel = informeren
In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk.
De tekst is subjectief.
De tekst is objectief.
In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
In de kern staan feiten met uitleg.
Tekststructuur =
standpunt-argument

Tekststructuren kunnen zijn:
vraag – antwoord
verschijnsel – verklaring
probleem-oplossing
vroeger – nu (-toekomst)


In de inleiding wordt het onderwerp genoemd.

Slide 12 - Drag question

Uiteenzetting

  • Tekstdoel = informeren
  • Objectief
  • In de kern staan feiten met uitleg
  • In de inleiding wordt het onderwerp genoemd
  • Tekststructuren kunnen zijn:
    vraag – antwoord
    verschijnsel – bespreking
    vroeger – nu
    oorzaak – gevolg


Betoog

  • Tekstdoel = overtuigen
  • Subjectief
  • In de kern staat de mening van de schrijver, met argumenten
  • In de inleiding wordt de mening van de schrijver duidelijk
  • Tekststructuur = standpunt-argument


Slide 13 - Slide

Informeren of overtuigen?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van situaties. Hieruit kun je het tekstdoel afleiden.
Geef per omschrijving aan welk tekstdoel de schrijver gebruikt.

Slide 14 - Slide

Je leest een artikel in de schoolkrant van een medeleerling.
Hij vindt dat het gebruik van een mobiele telefoon toegestaan moeten worden tijdens een les en geeft hier drie argumenten voor.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 15 - Quiz

Je krijgt in je mail een bericht van MacDonald's met daarin een aanbieding voor twee McFlurry's voor de prijs van één
A
informeren
B
overtuigen

Slide 16 - Quiz

Je leest in de Quest een interessant artikel over hoe een vulkaanuitbarsting kan ontstaan.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Je vraagt aan een vriend of hij je kan uitleggen waarom je Fortnite niet meer kan downloaden in de appstore.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 18 - Quiz

Je wil graag meer zakgeld. Je bereid je redenen voor je vraag goed voor en vraagt tijdens het avondeten aan je ouders om een verhoging.
A
informeren
B
overtuigen

Slide 19 - Quiz

Uiteenzetting of betoog?
Op de volgende slides staan korte omschrijvingen van de inhoud van een tekst. Hieruit kun je de tekstsoort afleiden.
Geef per omschrijving aan van welke tekstsoort de schrijver waarschijnlijk gebruik heeft gemaakt.

Slide 20 - Slide

In opdracht van een bierproducent ontwerpt een reclamebureau een paginagrote advertentie voor een studentenblad om hun nieuwe biermerk te promoten.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 21 - Quiz

Een natuurkundige legt in een jongerenblad uit hoe een regenboog ontstaat.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 22 - Quiz

Tijdens de kerstdagen heeft een Amsterdamse journalist een week meegereisd met een familie op ski-vakantie. Voor de krantenlezer geeft hij zijn indrukken van een weekje skiën weer in een beschrijving van die week.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 23 - Quiz

Een bezoeker van een dierentuin in Amsterdam legt in een ingezonden brief uit waarom hij het belachelijk vindt dat de dieren niet door bezoekers mogen worden gevoerd.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 24 - Quiz

De schrijver vertelt in tekst A over het bestaan en de ontwikkelingen van het ruimteprogramma van NASA.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 25 - Quiz

De schrijver waarschuwt artsen en zegt in tekst B van mening te zijn dat nogal wat artsen helaas onvoldoende doorzien dat er grote beperkingen zijn in het zorgsysteem.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 26 - Quiz

De schrijver wijst in tekst C op de verschillende mogelijkheden van alternatieve geneeswijzen.
A
betoog
B
uiteenzetting

Slide 27 - Quiz

Lesdoel behaald?
Ik weet wat de verschillen zijn tussen een uiteenzetting en een betoog.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Tot slot: Wat heb je deze les geleerd?

Slide 29 - Open question

Einde van deze les

Slide 30 - Slide