Kapitel 2 1-2-2022 persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

der Unterrichtplan
- Rückblick 
- Proefwerk inplannen.
L4: 7,8,9,11 L4: 12,13 L5: 1,2 kontrollieren
-L5: 3,4,5,6,7,8 11,12 L6 1,2, 3 und 4 machen
- zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 
- Erklärung: der Unterschied zwischen das Personalpronomen und Possessivpronomen



 
 







1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

der Unterrichtplan
- Rückblick 
- Proefwerk inplannen.
L4: 7,8,9,11 L4: 12,13 L5: 1,2 kontrollieren
-L5: 3,4,5,6,7,8 11,12 L6 1,2, 3 und 4 machen
- zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 
- Erklärung: der Unterschied zwischen das Personalpronomen und Possessivpronomen



 
 







Slide 1 - Slide

die Lernziele

- ihr könnt das Substantiv ersetsen durch ein Personalprononmen
- ihr könnt sagen was der Unterschied zwischen ein Personalpronomen en Possessivpronomen ist. 

.

Slide 2 - Slide

Het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
de =  der (m)  -->  er   Der Mann ist nett --> Er ist nett.

de =  die ( v)    --> sie  Die Frau ist krank --> Sie ist krank.

het = das (o)   --> es    Das Baby weint    --> Es weint. 

de = die (mv) --> sie   Die Kinder spielen Tennis. 
                                        Sie spielen Tennis. 
                                 

Slide 3 - Slide

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Die Frau ist nett. ........ hilft mir immer.

Slide 4 - Open question

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Das Baby ist traurig ( = verdrietig). ......... weint.

Slide 5 - Open question

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Julia und Tom lachen. .............lachen.

Slide 6 - Open question

Vervang het zelfstandig naamwoord door het juiste persoonlijk voornaamwoord.
Der Junge spielt. ........spielt Fußball.

Slide 7 - Open question

Wat is een persoonlijk voornaamwoord? 
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen of onzichtbare zaken.




Wat is een bezittelijk voornaamwoord? 
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan.
Bijvoorbeeld: mijn = mein Auto,  zijn= sein  Buch
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk of meervoud is, dan krijgt het bezittelijk voornaamwoord een e.  Bijv.  Das ist meine Tante. of  Das sind unsere Kinder.
mein(e)
dein (e)
sein(e)
ihr (e)
sein(e)
unser(e)
euer(e)
ihr(e)
Ihr(e)
mijn
jouw
zijn
haar
zijn
onze
jullie
hun
uw
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u

Slide 8 - Slide

Hoe kun je het verschil zien tussen een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 

Bij een bezittelijk voornaamwoord hoort altijd een zelfstandig naamwoord. Dat staat achter het bezittelijk voornaamwoord. 

- Das sind unsere Bücher.  unsere = bezittelijk voornaamwoord  Bücher = zelfstandig naamwoord
- Sind wir in der Schule?   wir = persoonlijk voornaamwoord. 
- Das ist ihr Kind.  Ihr = bezittelijk voornaamwoord     
Kind= zelfstandig naamwoord
- Habt ihr gut getrunken?  ihr = persoonlijk voornaamwoord


Slide 9 - Slide

Is dit een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord? 

Das ist unsere Tante. 
Ich habe ihn noch nie hier gesehen. 
Habt ihr die Tasche in der Schule vergessen?
Das sind ihre Taschen.
Ich habe Ihr Kind hier gesehen, Frau Wagner. 
Hast du die Blumen für mich gekauft? 

Slide 10 - Slide

Hausaufgaben; L5: 3,4,5,6,7,8 11,12 
L6 1,2, 3 und 4 machen
 

Slide 11 - Slide