This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden
Slide 1 - Slide
Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.
Slide 2 - Slide
Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)
Slide 3 - Slide
Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat
Slide 4 - Slide
Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Hoeveel signaalwoorden? Winkels moeten gewoon weer dicht op zondag. We hebben immers allemaal onze rust nodig, winkelende mensen net zo goed als winkeliers. Daarnaast is het toch helemaal niet nodig om elke dag te winkelen?
Slide 7 - Open question
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband toelichting?
A
ten eerste
B
denk hierbij aan
C
al met al
D
om te beginnen
Slide 8 - Quiz
Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband vergelijking?
A
zoals
B
zowel...als
C
evenals
D
net als
Slide 9 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband redengevend?
A
immers
B
dus
C
mits
D
waarmee
Slide 10 - Quiz
Een ander woord voor "standpunt" is
A
visie
B
kritiek
C
idee
D
betoog
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Video
00:14
Wat is geen functie van signaalwoorden in een tekst? Meerdere antwoorden mogelijk!
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven het onderwerp aan in een tekst.
Slide 13 - Quiz
00:56
Welke signaalwoorden zie je? Welk verband geven ze aan?
Slide 14 - Open question
01:14
Welke signaalwoorden zie je? Welk verband geven ze aan?
Slide 15 - Open question
01:30
Welke signaalwoorden zie je? Welk verband wordt aangegeven?
Slide 16 - Open question
Signaalwoorden
Slide 17 - Slide
Welke woorden zijn "signaalwoorden van VOLGORDE VAN TIJD"?
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
1,2,3,4,5,6,7
C
eerst, daarna, vervolgens, toen
D
maar, waarom, hoezo, waartoe, echt niet.
Slide 18 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden voor een tegenstelling: meerdere antwoorden mogelijk
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen
Slide 19 - Quiz
De volgende woorden zijn signaalwoorden van OPSOMMING.
A
ten eerste, ten tweede, ook verder
B
vervolgens, toen, terwijl, ten slotte
C
kwadraat, breuk, deelsom, optelsom
D
plus, min, eraf, erbij, keer
Slide 20 - Quiz
Waar horen deze signaalwoorden bij? zo, neem nou, zoals