E voorwerpen (lv + mv)

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige les
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp in een zin herkennen en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Ontleed de volgende zinnen
Schrijf op in je schrift per zin: pv, ow, wg/ng

1. Door jullie ben ik vandaag zo ontzettend blij.
2. Dit weekend heb ik carnaval gevierd.
3. En dan moet ik morgen weer werken.
4. Volgende week hebben we vakantie.
5. De kinderen lijken op maandag altijd heel erg lief.

timer
3:00

Slide 2 - Slide

Antwoorden
1. pv = ben / ow = ik / ng = ben [zo ontzettend blij]
2. pv = heb / ow = ik / wg = heb gevierd
3. pv = moet / ow = ik / wg = moet werken
4. pv = hebben / ow = we / wg = hebben
5. pv = lijken / ow = de kinderen / ng = lijken [heel erg lief]

Slide 3 - Slide

Lijdend Voorwerp (Lv)

Slide 4 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
  • is de persoon die in de zin iets 'overkomt' of het voorwerp dat iets 'ondergaat'. 

Slide 5 - Slide

Zo vind je het lv:
  1. Noteer ow + wg.
  2. Stel de vraag wat/wie + wg + ow? Het antwoord is het lv.

   Let op: het lv begint nooit met een voorzetsel!

Slide 6 - Slide

Het meewerkend voorwerp

Slide 7 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
  • geeft aan voor wie iets bestemd is.
  • komt voor bij ww die iets te maken hebben met geven of vertellen.
  • kan beginnen met 'aan' of 'voor', maar dat hoeft niet. Als er geen 'aan' of 'voor' staat, kan je deze toevoegen.
  • als er een mv in de zin is, staat er meestal ook een lv in.

Slide 8 - Slide

mv

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Geef jezelf een cijfer 
Met je vingers of in je schrift.

Ik kan het lijdend voorwerp in een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 11 - Slide

Geef jezelf een cijfer 
Met je vingers of in je schrift.

Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 12 - Slide

Hoe vind je dat je gewerkt hebt?
Teken een emoji in je schrift.
timer
1:00

Slide 13 - Slide