Leesvaardigheid H1 t/m H3

Lezen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lezen

Slide 1 - Slide

Samenvatting theorie H1 t/m H3
  • leesstrategieën
  • onderwerp
  • deelonderwerp(en)
  • inleiding, slot en hoofdgedachte

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Onderwerp

Slide 5 - Slide

Het onderwerp van een tekst
  • Iedere tekst gaat ergens over.
  • Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, stel je jezelf de vraag: Waar gaat deze tekst over?
  • Het onderwerp schrijf je zo kort en precies mogelijk op. 
  • Je antwoord bestaat uit één of enkele woorden (geen hele zin met werkwoorden)

Slide 6 - Slide

Zo vind je het onderwerp van een tekst:
- kijk naar de titel
- kijk naar de illustraties (plaatjes)
- kijk naar eventuele tussenkopjes
- let op anders gedrukte woorden
- lees de eerste alinea

Als je dit doet, dan gebruik je de strategie: oriënterend lezen

Daarna schrijf je in 1 of een paar woorden op waar de tekst overgaat!

Slide 7 - Slide

Hoe lees je oriënterend?
A
De hele tekst doorlezen.
B
De tekst bekijken en eerste alinea lezen.
C
Plaatjes, kopjes, titel en andersgedrukte woorden bekijken.
D
De tekst negeren en antwoorden gokken.

Slide 8 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?
A
Je kijkt naar de plaatjes en vraagt het dan aan je buurvrouw of -man.
B
Je kijkt naar de titel, illustraties, tussenkopjes en andersgedrukte woorden.
C
Je stelt de vraag 'Wie/wat + PV?'
D
Je leest de eerste en laatste zin van de tekst.

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp in de tekst?
A
Dat wat ook op de plaatjes staat.
B
Altijd de titel.
C
Altijd de vetdrukte woorden.
D
Iets waar een tekst over gaat (het belangrijkste).

Slide 10 - Quiz

Een alinea is een hele tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Hoe vind ik het onderwerp van een tekst?
A
Door alleen naar de titel te kijken.
B
Door te kijken naar de titel en tussenkopjes
C
Door de inleiding te lezen en te kijken naar de tussenkopjes.
D
Door te kijken naar de tussenkopjes, titel, illustraties en de inleiding te lezen.

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze tekst?

In het schooljaar 2019-2020 gingen de centrale examens niet door vanwege Corona. Veel leerlingen vonden dit erg jammer. Ze hadden graag willen ervaren hoe het zou zijn om samen in een gymzaal de examens te moeten maken. Nu er geen examens zijn gemaakt, weten de leerlingen ook niet of ze ooit officieel geslaagd zouden zijn. Hopelijk gaan dit schooljaar de examens wel gewoon door.

Slide 13 - Open question

Deelonderwerp

Slide 14 - Slide

Een tekst bestaat vaak uit drie delen
Inleiding - middenstuk - slot.
In het middenstuk staat de meeste informatie (kern).

Er worden verschillende aspecten van het onderwerp besproken. Dit noem je: deelonderwerpen (tussenkopjes).

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Hoe vind je deelonderwerpen?
Je leest de tekst globaal.
Dit betekent: de eerste en laatste zin van alle alinea's lezen.

Als je iets wilt opzoeken, ga je zoekend lezen. 
Let dan op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens.

Slide 17 - Slide

In welk deel van de tekst vind je de kern (het belangrijkste)?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
D
inleiding en slot

Slide 18 - Quiz

Hoe bepaal je passende tussenkopjes (deelonderwerpen)?
A
door globaal te lezen
B
door zoekend te lezen
C
door oriënterend te lezen
D
door precies te lezen

Slide 19 - Quiz

Wat is globaal lezen?
A
Alleen vetgedrukte woorden lezen.
B
De eerste alinea lezen.
C
De eerste en laatste zin van een alinea lezen.
D
De hele tekst lezen.

Slide 20 - Quiz

Wat doe je als je in een folder de openingstijden van een dierentuin zoekt?
A
De hele tekst precies lezen
B
zoekend lezen
C
oriënterend lezen
D
globaal lezen

Slide 21 - Quiz

Inleiding, slot en hoofdgedachte

Slide 22 - Slide

Inleiding
  • Hierin wordt duidelijk wat het onderwerp van een tekst is.
  • Je vindt hier vaak een voorbeeld, een grappig verhaaltje (anekdote).
  • De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst.
  • Kan uit meerdere alinea's bestaan.

Slide 23 - Slide

Slot
  • Het laatste deel van een tekst.
  • Je vindt hier een conclusie of samenvatting.
  • Er wordt naar de toekomst gekeken.
  • Er wordt aangehaakt bij de inleiding.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een volledige zin die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.


De hoofdgedachte vind je vaak in de inleiding of het slot van een tekst. Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, soms moet je de hoofdgedachte zelf samenstellen.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

De hoofdgedachte...
A
staat altijd in de inleiding.
B
staat altijd in het slot.
C
moet je altijd zelf bedenken.
D
staat vaak in de inleiding of het slot.

Slide 28 - Quiz


Hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.

Slide 29 - Quiz

Wat is een hoofdgedachte?
A
Eén zin die de hele tekst samenvat.
B
Dingen die in je hoofd blijven zitten.
C
Eén zin die het belangrijkste van de tekst samenvat.
D
Het onderwerp dat wordt gezegd.

Slide 30 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 31 - Quiz

Een anekdote is een conclusie of korte samenvatting van een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz