9.5 Mutaties

Thema 9 DNA 




Benodigheden
- Boek & iPad
- Schrift & BiNaS
- Pen, potlood, etc
- Rekenmachine

Cijfer
- NEE


Lessonup
- JA
Tassen in
de tassenkast
Telefoons & Jassen
in je kluis
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Thema 9 DNA 




Benodigheden
- Boek & iPad
- Schrift & BiNaS
- Pen, potlood, etc
- Rekenmachine

Cijfer
- NEE


Lessonup
- JA
Tassen in
de tassenkast
Telefoons & Jassen
in je kluis

Slide 1 - Slide

today''s program 
Terugblik bs 4

Leerdoelen:
9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.

Biologische begrippen
mutatie, genetische variatie, puntmutatie, genoommutatie, mutagene factoren, mutagene stof, mutagene straling, tumor, oncogen, proto-oncogenen, goedaardige tumor, kwaadaardige tumor, metastase, tumorsupressorgenen


Slide 2 - Slide

wat is DNA-methylering?

Slide 3 - Open question

Hoe heten de genen waarvan op basis van de eiwitten die er geproduceerd worden, genen tot expressie komen of juist niet...

Slide 4 - Open question

Beschrijf een manier waarop de eiwitsynthese geblokkeerd kan worden en een gen niet tot expressie komt

Slide 5 - Open question

today''s program 


Leerdoelen:
9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.

Biologische begrippen
mutatie, genetische variatie, puntmutatie, genoommutatie, mutagene factoren, mutagene stof, mutagene straling, tumor, oncogen, proto-oncogenen, goedaardige tumor, kwaadaardige tumor, metastase, tumorsupressorgenen


Slide 6 - Slide

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Mutatie = veranderingen in het DNA van de cel 

Slide 7 - Slide

Wat is géén mutatie?
A
methylering van het DNA
B
het toevoegen van nucleotiden aan het DNA
C
het omkeren van een gen in je DNA
D
een virus dat zich innestelt in je DNA

Slide 8 - Quiz

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Soorten mutaties:
- Puntmutatie = één nucleotidenpaar
  • vervangen
  • verwijderen
  • toevoegen 

gevolg: verandering mRNA -> verandering eiwit 

Slide 9 - Slide

Bij een puntmutatie in een persoon wordt er een nucleotidepaar toegevoegd aan het DNA. Hierdoor ontstaat er in het mRNA eerder een stopcodon. Wat is hiervan zeker het gevolg?
A
er vindt geen translatie plaats
B
het eiwit wordt korter
C
de cel gaat in apoptose
D
de persoon wordt ziek

Slide 10 - Quiz

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Soorten mutaties:
- Genoommutatie: er ontstaat een extra chromosoom 
  • bij het paar geslachtschromosomen
  • bij een paar autosomen (=niet-geslachtschromosomen) 

Slide 11 - Slide

Een echtpaar heeft een kind met het Syndroom van Down. De oorzaak is een genoommutatie 'trisomie-21' genoemd.
Waar in het karyogram is er een extra chromosoom bij gekomen?
A
bij het paar geslachtschromosomen
B
bij 21 paren geslachtschromosomen
C
bij het 21ste paar autosomen
D
bij 21 paren autosomen

Slide 12 - Quiz

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Trisomie-21


Andere vormen met genoomafwijkingen:
XXY - mannen/jongens met Klinefelter syndroom 
-X  - vrouwen/meisjes met syndroom van Turner
XXX - vrouwen/meisjes met triple X-syndroom 




Slide 13 - Slide

Een mutatie in een lichaamscel heeft zeker wel/geen gevolgen voor huidige/volgende generatie
A
wel - huidige
B
niet - huidige
C
wel - volgende
D
daar kun je geen uitspraak over doen

Slide 14 - Quiz

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Mutaties ontstaan:
- spontaan - fouten tijdens mitose of meiose
- mutagene invloeden: 
  • mutagene straling: UV-straling, radio-active straling, röntgenstraling (bestraling) 
  • mutagene stoffen: alcohol, sigarettenrook, asbest
  • virussen (bv Helicobacter pylori - maagkanker of HPV - baarmoederhalskanker) 


Slide 15 - Slide

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Mutaties: 
- negatief effect want mutant heeft minder overlevingskansen 
- hebben soms geen merkbare gevolgen dus geen invloed op het fenotype, want 
• De mutatie heeft plaatsgevonden in een lichaamscel.
• De mutatie heeft plaatsgevonden in een gen dat uitstaat.
• De mutatie verandert de werking van het eiwit niet.
• Door de mutatie ontstaat een recessief allel en op het andere chromosoom van een paar is een dominant allel aanwezig waarvan de nucleotidenvolgorde niet is veranderd.


Slide 16 - Slide

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.

Mutaties in lichaamscellen zijn niet erfelijk, maar kunnen soms wel leiden tot kanker.

Mutaties in geslachtscellen zijn wel erfelijk, maar de aangetaste geslachtscellen hoeven niet betrokken te zijn bij de bevruchting

Slide 17 - Slide

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Waardoor ontstaat er meestal geen ongeremde celdeling?

na elke DNA =replicatie in celcyclus wordt deze stilgezet door de eiwitten die gemaakt zijn op basis van de TUMORSUPPRESSORGENEN. 
--> reparatie --> celdeling gaat door
--> geen reparatie mogelijk --> cel gaat in apoptose

Slide 18 - Slide

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.
Waardoor ontstaat er meestal een groter risico op ongeremde celdeling?

Mutatie in PROTO-ONCOGENEN die de snelheid van celdeling en van celdifferentiatie bepalen (d.m.v. de eiwitten!)

Wanneer PROTO-ONCOGEN door mutatie in ONCOGEN verandert en deze mutatie wordt niet gerepareerd omdat TUMORSUPPRESSORGEN gemuteerd is --> ongeremde celdeling. 

GOEDAARDIGE tumorvorming
KWAADAARDIGE tumorvorming = kanker 

Slide 19 - Slide

9.5.1 Je kunt de verschillende typen mutaties en hun uitwerking beschrijven.

GOEDAARDIGE tumorvorming
KWAADAARDIGE tumorvorming = kanker 


type 
snelheid van celdeling
verstoring omiggend weefsel
kans op metastase
behandeling 
goedaardig
langzaam
niet/nauwelijks
niet
operatief en/of bestraling 
kwaadaardig 
snel
wel
wel
bestraling en/of chemokuur 

Slide 20 - Slide