AF TM2.2 Cellen, weefsels en organen (2)

M1W1
3
cellen, weefsels en organen
deel 2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

M1W1
3
cellen, weefsels en organen
deel 2

Slide 1 - Slide

 cellen, weefsels en organen
LEERDOELEN...
  • Je kunt uitleggen hoe cellen  weefsels kunnen vormen
  • Je noemt vier basistypen weefsel
  • Je beschrijft de bouw, functies en soorten dekweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel










Slide 2 - Slide

Wanneer na celdeling een dochtercel ontstaat, dan...
  • groeit het
  • zal het zijn functie doen waarvoor het bestemd is
  • en zal het delen

weefsels

Slide 3 - Slide

  • jonge cellen (stamcellen) kunnen nog veel functies uitvoeren
  • tijdens de groei vindt cel differentiatie plaats (de cel verandert van vorm en verfijnt zijn functies tot één functie)

weefsels

Slide 4 - Slide

Een weefsel is groepen cellen met dezelfde bouw en één functie...
  • dekweefsel
  • bindweefsel
  • spierweefsel
  • zenuwweefsel

weefsels

Slide 5 - Slide

 dekweefsel

Slide 6 - Slide

  • dekweefsel 
  •  het bedekt, beschermt
  • komt aan alle buitenkanten voor en aan binnenkant van holle organen
  • cellen van klier-dekweefsel maken stoffen (zoals slijm, enzymen of hormonen)

dekweefsel
dekweefsel
klierweefsel

Slide 7 - Slide

  • cellen liggen strak tegen elkaar
  • geen tussencelstof
  • geen bloedvaten

kenmerken van dekweefsel
basale membraan
dekcellen

Slide 8 - Slide

  • voor méér stevigheid of bescherming kunnen dekcellen worden gestapeld
  • zo ontstaan meerdere lagen

kenmerken van dekweefsel

Slide 9 - Slide

1 bescherming bieden

  • dekweefsel beschermt het weefsel wat eronder ligt
  • het beschermt tegen beschadiging, ziektekiemen

Taken van dekweefsel

Slide 10 - Slide

uitwisselen van stoffen

  • dekweefsel kan stoffen opnemen (resorptie) en doorgeven aan het weefsel wat onder het epitheel ligt
  • trilharen (luchtwegen) of vlokken (darmen) helpen daarbij

Taken van dekweefsel

Slide 11 - Slide

3 afscheiden
  • klier-dekweefsel bestaat uit cellen die stoffen maken en aan de omgeving geven 
  • een groep klier-dekweefsel die dezelfde stof maken heet klier

Taken van dekweefsel

Slide 12 - Slide

afscheiden
  • er zijn klieren met een afvoerbuis die bv slijm, zweet, maagsap, gal, talg afscheiden.
  • Er zijn ook klieren zonder afvoerbuis, die maken hormonen die worden afgegeven aan het bloed)
taken van dekweefsel
klieren
met afvoerbuis
zonder afvoerbuis

Slide 13 - Slide

 waarnemen
  • dekweefsel werkt nauw samen met zintuigen
  • zintuigen nemen prikkels waar uit de omgeving en geven dit door aan het brein

taken van dekweefsel

Slide 14 - Slide

dekweefsel is op de volgende manier gebouwd...
  • uit één laag (enkellaags)
  • uit meerdere lagen (meerlagig)
  • met hoornstof (verhoornd) bij droge oppervlakten zoals de huid
  • zonder hoornstof (niet-verhoornd) bij slijm oppervlakten (slijmvliezen binnenkant mond)

bouw van dekweefsel

Slide 15 - Slide

 Bindweefsel

Slide 16 - Slide

  • bindweefsel verbindt, geeft vorm en biedt steun aan en tussen organen
  • bindweefsel bestaat uit cellen, tussencelstof en vezels
  • er zijn drie soorten bindweefsel

bindweefsel

Slide 17 - Slide


  • hiertoe horen kraakbeen en botweefsel
Bindweefsel dat steun geeft

Slide 18 - Slide

kraakbeen komt voor bij botdelen die ten opzichte van elkaar moeten bewegen...
  • de kraakbeencellen liggen alleen of in groepjes
  • kraakbeen heeft tussencelstof wat de cellen bij elkaar houdt . We noemen het ook wel  kraakbeenlijm (chondrine)

bindweefsel dat steun geeft
kraakbeencellen
vezeldraden
matrix (chondrine)

Slide 19 - Slide

botweefsel geeft de meeste stevigheid, het bepaalt de lichaamshouding
  • botcellen liggen in ringen
  • de tussenstof is van kalkzout

bindweefsel dat steun geeft

Slide 20 - Slide

botweefsel kent twee structuren...
  • compact bot ligt aan de buitenkant
  • sponzig bot ligt aan de binnenkant

bindweefsel dat steun geeft
compact bot
C
sponzig bot
S

Slide 21 - Slide

bloed, beenmerg en lymfe is vloeibaar bindweefsel, is zorgt voor vervoer.
bindweefsels met
speciale taken

Slide 22 - Slide

vetweefsel
bindweefselcellen kunnen uitgroeien tot vetcellen...
  • ze verzamelen steeds meer vetdruppels en bollen op
  • vet isoleert, beschermt, vult op en bewaart energie
bindweefsels met
speciale taken

Slide 23 - Slide

Spierweefsel

Slide 24 - Slide

spieren hebben de taak om samen te trekken, waardoor een beweging kan ontstaan...
  • spieren liggen rondom het skelet
  • spieren liggen rondom holle organen
  • spieren liggen in het hart

spierweefsel

Slide 25 - Slide

skeletspieren hebben onder de microscoop overdwarse strepen, hierdoor heten ze ook wel dwarsgestreepte spieren...
  • Je kunt ze omdat je dat wilt inspannen. Ze heten daarom willekeurige spieren.
  • Ze zijn moe te krijgen.

spierweefsel

Slide 26 - Slide

gladde spieren hebben onder de microscoop geen overdwarse strepen, ze liggen rondom holle organen...
  • Ze doen het zonder dat je er invloed op hebt. We noemen dat  onwillekeurig inspannen.(bv de spieren die je darmen laten bewegen)
  • zijn niet moe te krijgen

 spierweefsel

Slide 27 - Slide

hartspieren komen alleen in het hart voor...
  • Ze kunnen snel samentrekken
  • onwillekeurig inspannen
  • zijn niet moe te krijgen

hartspierweefsel

Slide 28 - Slide

Zenuwweefsel

Slide 29 - Slide

zenuwweefsel heeft de taak een boodschap snel door te geven...
  • de meeste cellen zitten in het centrale deel
  • de uitlopers zitten in het perifere deel

zenuwweefsel

Slide 30 - Slide

een zenuwweefsel is een cel met veel vertakkingen
  • korte uitlopers (dendrieten) ontvangen de boodschap
  • één lange uitloper (axon) stuurt de boodschap door
  • de geleiding gebeurt elektrisch (impuls)

zenuwcellen

Slide 31 - Slide

  • de ruimte tussen twee cellen heet synaps
  • in dit schakelstation wordt de boodschap overgedragen via neurotransmitters

zenuwcellen

Slide 32 - Slide

er zijn drie typen zenuwcellen...
  1. gevoelszenuwcellen (sensorisch)
  2. beweegzenuwcellen (motorisch)
  3. schakelcel (interneuron)

zenuwcellen
1
2
3

Slide 33 - Slide