weefsels

Welke weefsels zie je + functie?
1 / 37
next
Slide 1: Slide
AnatomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke weefsels zie je + functie?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
A
Organen
B
Orgaanstelsels
C
Weefsels
D
Cellen

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
1. Je kunt benoemen wat de 3 functies van dekweefsel zijn
2. je kunt in een afbeelding aangeven waar de verschillende typen dekweefsel zich bevinden
3. je kunt de bouw en functie van klierepitheel beschrijven
4. je kunt uitleggen wat de verschillen zijn tussen exocriene en endocriene klieren.

Slide 5 - Slide

Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een paar organen
C
Een groep orgaanstelsels
D
Hetzelfde als een cel

Slide 6 - Quiz

Uit welke 4 soorten weefsels bestaat je lichaam?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Het dierlijk lichaam is opgebouwd uit cellen. Groepjes cellen met dezelfde vorm en functie noemen we Weefsels. 
Hierboven zie je 4 verschillende soorten weefsels maar er zijn er nog veel meer.

Slide 9 - Slide

Weefsels
- Dekweefsel: epitheel en klierweefsel
- Steunweefsel: bindweefsel, kraakbeenweefsel, botweefsel, vloeibaar steunweefsel
- Spierweefsel: dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel
- Zenuwweefsel: zenuwcellen en steuncellen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Dekweefsel vindt je
A
in de huid
B
beide
C
aan de binnenkant van holle organen
D
beide niet

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat weet je nu van dekweefsel?

Slide 19 - Slide

Epitheel is ander woord voor
A
dekweefsel
B
steunweefsel
C
spierweefsel
D
zenuwweeefsel

Slide 20 - Quiz

Endocriene klieren scheiden hun stoffen uit naar

Slide 21 - Slide

Samenvattend...

Eenlagig dekweefsel

Eenlagig dekweefsel (flinterdun)
Gemakkelijk uitwisseling van stoffen

Meerlagig dekweefsel 
Bijvoorbeeld de huid. verharde bovenkant.

klierepitheel
Vormen van speeksel of hormonen

Slide 22 - Slide

3.2 Steunweefsel
hebben een verbindende, verzorgende of steunende functie
4 typen:
- bindweefsel
- kraakbeenweefsel
- botweefsel
- vloeibaar steunweefsel

Slide 23 - Slide

Opdracht
- maak van elke type steunweefsel een mindmap met de betekenis erbij
- schrijf bij elk in max 3 zinnen op wat kenmerkend is (lees eerst de tekst en kijk dan evt bij begrippen wat daar staat)
Zorg dat je begrijpt wat je opschrijft
Doel: benoemt, onderscheidt en beschrijft de verschillende soorten steunweefsel op basis van functies en eigenschappen

Slide 24 - Slide

Soorten spierweefsel
dwarsgestreept spierweefsel: skeletspieren


glad spierweefsel: zit in de organen (maag,darmen, blaas, baarmoeder) en bloedvaten


hartspierweefsel: zit alleen in het hart

Slide 25 - Slide

Dwarsgestreept spierweefsel
Willekeurig

Glad spierweefsel
Onwillekeurig

Hartspierweefsel
Onwillekeurig

Slide 26 - Slide

Wat voor soort spierweefsel is glad spierweefsel?
A
Onwillekeurig
B
Willekeurig

Slide 27 - Quiz

3.4 zenuwweefsel

Slide 28 - Slide

zenuwweefsel

Slide 29 - Slide

De zenuwcel oftewel neuron is een grote cel met veel uitlopers: meerdere dendrieten en één neuriet of axon
De dendrieten brengen de impuls naar de cel toe
De axon geleidt de impuls van de cel af
Axonen kunnen erg lang worden
Axonen hebben een isolerend wit laagje: myelineschede
Myeline is vetachtig en beschermt de axon


Slide 30 - Slide

Leerdoelen
1. Je kunt benoemen wat de 3 functies van dekweefsel zijn
2. je kunt in een afbeelding aangeven waar de verschillende typen dekweefsel zich bevinden
3. je kunt de bouw en functie van klierepitheel beschrijven
4. je kunt uitleggen wat de verschillen zijn tussen exocriene en endocriene klieren.
Zijn deze behaald??

Slide 31 - Slide

Wat is GEEN orgaanstelsel?
A
Huid
B
Luchtwegen
C
Ruggenmerg
D
Bloedvatenstelsel

Slide 32 - Quiz

Een groep cellen vormt samen een........
A
Weefsel
B
Orgaan
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 33 - Quiz

De juiste volgorde van groot naar klein:
A
orgaan, cel, weefsel
B
weefsel, orgaan, cel
C
cel, weefsel, orgaan
D
orgaan, weefsel, cel

Slide 34 - Quiz

Een organisme bestaat uit cellen, orgaanstelsels, organen en weefsels. Zet deze in de juiste volgorde van groot naar klein.
Grootst
Kleinst
Cellen
Orgaanstelsels
Organen
Weefsels

Slide 35 - Drag question

Welke orgaanstelsels zijn er ook alweer?

Slide 36 - Open question

Belangrijk voor de toets
  • Wees optijd
  • Heb je je aangemeld voor de lessonup toets via de toegestuurde link?
  • Zorg dat je laptop is opgeladen!

Slide 37 - Slide