2TH 2HV-boek WS §4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
 Pak je leesboek er vast bij.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2C!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
 Pak je leesboek er vast bij.

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Stil lezen
- Planning bekijken
- Doelen doornemen
- Terugblik §2 Herhaling leerjaar 1HV
- Herhalingsuitleg §4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
- Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga lekker lezen.

Boek geleend?
Zet het netjes terug in de kast.

Slide 3 - Slide

Planning bekijken
Zorg dat je bij blijft!


Slide 4 - Slide

Lesdoelen
- Ik beheers de stof van klas 1hv. (1HV-boek, §2)
- Ik kan aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen. (2HV-boek, §4)

Slide 5 - Slide

2HV §2 Herhaling leerjaar 1HV
- Is het je gelukt de opdrachten 
(1, 2, 4, 5 en 6) te maken?
- Waarom wel/niet?
- Welke vragen heb je nog over de stof?

Slide 6 - Slide

2HV §4 Aanwijzende en vragende voornaamwoorden

Wat weet je nog?
Beantwoord de vragen op de volgende dia's

Slide 7 - Slide

Wat is het aanw.vnw?
Zulke koekjes eet ik heel erg graag!

Slide 8 - Open question

Wat is het vr.vnw?
Wat voor opleiding zou je na het voortgezet onderwijs willen doen?

Slide 9 - Open question

Wat is het aanw.vnw?
Kun je me uitleggen waarom dit lampje knippert?

Slide 10 - Open question

Wat is het vr.vnw?
Wanneer heeft hij jou verteld wat zijn lievelingskleur is?

Slide 11 - Open question

2HV §4 Aanwijzende voornaamwoorden
- Je hebt al geleerd dat aanwijzende voornaamwoorden    
    meestal mensen, dieren en dingen aanwijzen.
- Aanwijzende voornaamwoorden kunnen vóór het zn staan,  
   maar ze kunnen ook alleen staan. Dan kun je het zn erachter 
   denken.
>> Suzan vindt deze oorbellen leuker dan die (oorbellen).

Slide 12 - Slide

2HV §4 Aanwijzende voornaamwoorden
Leer de vragende voornaamwoorden uit je hoofd!
>> Deze, die, dit, dat, zo'n, zulk(e), dergelijk(e), zelf, 
      hetzelfde, dezelfde.

'Die' en 'dat' horen bij meerdere woordsoorten. Ze zijn alleen vragende voornaamwoorden als je ze kunt vervangen door 'deze' of 'dit'.

Slide 13 - Slide

Het prachtig geklede dametje (dat) daar loopt, is mijn buurvrouw.
A
aanw.vnw
B
anders

Slide 14 - Quiz

Ben je tevreden met de verkiezingsuitslagen of vind je (die) te extreem?
A
aanw.vnw
B
anders

Slide 15 - Quiz

2HV §4 Vragend voornaamwoord
- Je hebt geleerd dat vragende voornaamwoorden vragen naar  
   iets of iemand.
- Vragende voornaamwoorden staan aan het begin van een
   vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een
   vraag.

Slide 16 - Slide

2HV §4 Vragend voornaamwoord
>> Wie gaat er over twee weken Sinterklaas vieren?
>> Bram vraag aan Bas wat zijn lievelingseten is.



Slide 17 - Slide

2HV §4 Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden. Leer ze uit je hoofd!
>> Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

'Wie' en 'wat' zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord.
>> Sofie vertelde me alles wat ze had meegemaakt.

Slide 18 - Slide

De docent van (wie) je volgend jaar wiskunde krijgt, kan erg goed uitleggen.
A
vr.vnw
B
anders

Slide 19 - Quiz

Kun jij me vertellen (wat) er nu gaat gebeuren?
A
vr.vnw
B
anders

Slide 20 - Quiz

Kan aanwijzend en vragend voornaamwoord in een zin herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Aan de slag! 
Maak NN Online > 2HV > Cursus 5 > §4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord > Opdr. 1, 3, 4, 5 en 6(A/B/C).
Werk zorgvuldig en laat zien wat je kunt.
Heb je vragen? Stel ze!

Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 27 november.

Slide 22 - Slide