Oefenen les 12, 13, 14, 17, 18, 19 H1V1

1. Ga zitten

2. Pak je laptop

3. Log in  lessonup 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1. Ga zitten

2. Pak je laptop

3. Log in  lessonup 

Slide 1 - Slide

PTO-2
 Vandaag: oefenen hst 12 t/m 14 en 20, 21 met deze lessonup
Voor PTO moet je hst 12, 13, 14, 17, 18, 19, 20, 21 leren
boekopdracht maken 

Slide 2 - Slide

Wat is de meervoudsvorm van perzik en welke regel is van toepassing?

Slide 3 - Open question

Wat is de meervoudsvorm van situatie
A
situaties
B
situatie's
C
situatieën
D
situatiën

Slide 4 - Quiz

Wat is de meervoudsvorm van reserve
A
reserve's
B
reserves
C
reserven
D
reservés

Slide 5 - Quiz

Wat is de meervoudsvorm van racket
A
racketeers
B
rackets
C
racket's
D
racketten

Slide 6 - Quiz

wat is het meervoud van valstrik
A
valstrikken
B
valstriken
C
valstriks
D
valstrik's

Slide 7 - Quiz

Noem twee meervoudsvormen van catalogus

Slide 8 - Mind map

Wat is het meervoud van lied?

Slide 9 - Open question

De meeste bijvoeglijke naamwoorden voor een stof eindigen op -en zoals ijzeren, papieren. Noem een uitzondering

Slide 10 - Open question

Stellende trap 
overtreffende trap 
vergrotende trap 
veel
meer
meest 

Slide 11 - Drag question

Maak een samenstelling van de volgende woorden saus van cranberry's

Slide 12 - Open question

welke is de goede samenstelling?
A
langeafstandloper
B
lange afstand loper
C
lange afstandloper
D
langeafstand loper

Slide 13 - Quiz

welke is de goede samenstelling?
A
eidop
B
eitjesdop
C
eierdop
D
eierendop

Slide 14 - Quiz

welke is de goede samenstelling?
A
rijstpap
B
rijst pap
C
rijstenpap
D
rijstepap

Slide 15 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Hij liep naar huis
A
Hij
B
liep
C
naar
D
huis

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Hij is naar huis gelopen
A
Hij
B
is
C
naar huis
D
gelopen

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Hij had graag naar huis willen lopen
A
had
B
willen
C
lopen
D
graag willen lopen

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hij had graag naar huis willen lopen
A
had
B
had willen
C
had willen lopen
D
graag willen lopen

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Bilal zit al de hele avond te appen

Slide 20 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Zij is de saus al aan het proeven
A
is
B
is proeven
C
is al proeven
D
is aan het proeven

Slide 21 - Quiz

Succes met leren
Vragen kun je via Teamschat stellen
Vergeet niet je boekopdracht in te leveren (donderdag)
via ELO/opdrachten in Word! 

Slide 22 - Slide