1HVG, GL6e, H.5 B-boek

1HVG, GL6e, H.5 B-boek
ENTRE AMIS
+ oefenen voor test 2: H.3 + de Passé Composé
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1HVG, GL6e, H.5 B-boek
ENTRE AMIS
+ oefenen voor test 2: H.3 + de Passé Composé

Slide 1 - Slide

Traduis en néerlandais:
1.  les devoirs ( m mv)
2.  marrant(e)
3.  en plus
4. toujours
5.   Il est terrible?
Traduis en français:
1. Wie is je leraar Frans?
2. Dat is mevrouw van Dun.
3.  zoals
4. Ik eindig / ik ben klaar
5.  Nee, hij is streng. 
H.3 voc E
1.  Qui est ton/ta prof de français?
2.  C'est madame van Dun.
3.  comme
4.  je finis
5.  Non, il est sévère.

Slide 2 - Slide

Traduis en néerlandais:
1.  Avec qui?
2.  Avec ma cousine.
3.  Tu aimes bavarder.
4.  C'est le quinze mars.
5.  Le soir, elle veut (=wil)                    manger quelque chose.
Traduis en français:
1.  snel
2.  Wanneer ben je jarig?
3.  juli en december
4.  Vorig jaar, heeft hij Marc                uitgenodigd.
1.  vite
2.  C'est quand ton anniversaire?
3.  juillet et décembre
4.  L'année dernière, il a invité Marc.
H.5 voc B

Slide 3 - Slide

un film sur ton weekend:
ex. 15 à la page 21
-  vertel wat je in het weekend
    gedaan hebt;
-  vertel met wie;
-  vertel hoe het was;
-  bedenk zelf nog iets: dit mag
    aan het begin of aan het eind!
Gebruik de phrases-clés zinnen van bron C aangevuld met andere zinnen die je vanaf blz. 160 kunt vinden.
Jullie moeten beide vertellen hoe je weekend was.
Het mag in interview

Slide 4 - Slide

Maandag, dinsdag
A
mardi, lundi
B
lundi, mardi
C
mardi, dimanche
D
lundi, jeudi

Slide 5 - Quiz

Woensdag, om drie uur.
A
Mercredi, il est trois heures.
B
Jeudi, à trois heures.
C
Mercredi, à trois heures.
D
Jeudi, il est trois heures.

Slide 6 - Quiz

Mijn lievelingsvak is ....
A
Ma matière préférée, c'est le/la/les .....
B
Ma matière préférée'c'est ......
C
Mon matière préféré, c'est le/la/les .....
D
Je n'ai pas de matière préférée.

Slide 7 - Quiz

Het is kwart over vijf.
A
Il est cinq et quart.
B
Il est quart et cinq.
C
Il est cinq heures et quart.
D
Il est cinq heures et le quart.

Slide 8 - Quiz

Vertaal:
1. ik ben
2. jij bent
3. u bent

Slide 9 - Open question

Vertaal:
1. hij heeft
2. wij hebben (2x)
3. Zij (m) hebben

Slide 10 - Open question

Het is 12:30.
A
Il est minuit et demie.
B
Il est midi et demie.
C
Il est minuit et demi.
D
Il est midi et demi.

Slide 11 - Quiz

Woensdag en vrijdag
A
mercredi et vendredi
B
mercredi est vendredi
C
mercredi et jeudi
D
le weekend

Slide 12 - Quiz

zet de persoonlijke voornaamwoorden bij de juiste vorm van jouer.

joue
joues
jouons
joué
jouent
jouez
je
elle a
nous
tu
vous avez
vous
on

Slide 13 - Drag question

Zet in de Passé Composé:
Schrijf onderwerp + werkwoorden op
Je/J' (manger) .... .... une pizza.

Slide 14 - Open question

Zet in de Passé Composé:
Schrijf onderwerp + werkwoorden op
Vous (inviter) ..... ..... tout le monde?

Slide 15 - Open question

zijn vader
A
son père
B
sa père
C
ses père
D
ton père

Slide 16 - Quiz

jullie huiswerk
A
vous devoirs
B
votre devoirs
C
vos devoirs
D
nos devoirs

Slide 17 - Quiz

hun hotel
A
ils hôtel
B
leur hôtel
C
notre hôtel
D
votre hôtel

Slide 18 - Quiz