Een klas is een unieke mix van persoonlijkheden en intelligenties. Grofweg is ons brein te verdelen in acht intelligentie-typen. De manier waarop je het beste leert is bij iedereen gekoppeld aan deze intelligenties. Iedereen heeft sterke, zwakke en gemiddelde typen intelligenties. Daar moet je het mee doen. De meeste mensen maken zonder dat ze het weten automatisch gebruik van hun eigen top drie/vier en vinden een manier om hun zwakste schakels te compenseren. Hoe zit dat in jouw klas?
De talentwijzer is een eenvoudige manier om in kaart te brengen welke intelligenties jouw studenten bezitten.
Laat de studenten één vaardigheid kiezen waarvan zij denken dat ze er zelf het beste in zijn. Dat schrijven ze op een post-it en laten ze nog even aan niemand zien.
Vervolgens
maken de leerlingen duo’s (geen probleem als vrienden/vriendinnen elkaar
opzoeken). Nu schrijven ze over de ander de vaardigheid op waar ze de ander het
best in vinden. De post-its worden uitgewisseld. Vervolgens bespreken de studenten
in de duo’s welke post-it ze voor zichzelf hadden geschreven. Is het dezelfde
vaardigheid? Licht beiden toe waarom je de vaardigheid voor jezelf hebt gekozen
en waarom je de vaardigheid voor de ander hebt gekozen (voorbeelden).
Deel de
handout uit.
Leg uit dat
iedereen verschillende dingen van nature goed kan en dat we onszelf eens wat
beter gaan leren kennen aan de hand van de Talentwijzer.
Leg uit dat je de talenten één-voor-één gaat beschrijven en er voorbeelden bij zult geven. De studenten vullen na een uitleg steeds direct het bijbehorende balkje op de handout in. Dat gaat op gevoel. Stimuleer de studenten eerlijk te zijn en hun instinct te volgen.
LET OP: de begrippen op het formulier kunnen soms best abstract zijn. Check na je uitleg steeds of iedereen snapt wat je bedoelt.
TIP: Vul hem gelijk ook zelf in! Je geeft vaak les naar je
eigen voorkeurs top 3; hoe zit dat bij jou?
LOGISCH-MATHEMATISCHE INTELLIGENTIE
Denken in systemen, graag redeneren en analyseren.
Het vermogen om logische verbanden en onderliggende
principes te begrijpen en om makkelijk met (abstracte) getallen en hoeveelheden
te werken. Mensen bij wie dit gebied goed is ontwikkeld, denken beredenerend en
zijn vaak kritisch.
INTERPERSOONLIJKE INTELLIGENTIE
Denken door na te gaan wat de ander ervan vindt, als het
ware rekening houdend met de ander. Gemakkelijk omgaan met anderen.
Het vermogen om anderen aan te voelen, te begrijpen, te
begeleiden, te leiden en te manipuleren. Mensen die interpersoonlijk
intelligent zijn, denken door met anderen te praten over hun gedachten. Wanneer
ze dat niet doen, denken ze minder diep. Deze mensen hebben een voorkeur voor
samenwerken en kunnen dat meestal ook goed.
INTRAPERSOONLIJKE INTELLIGENTIE
Denken door bij zichzelf ten rade te gaan. Een goed
inschattingsvermogen hebben. Graag wat op de achtergrond staan.
Het vermogen om te reflecteren, en op basis daarvan de
juiste beslissingen te nemen. Mensen met een sterk ontwikkelde
intrapersoonlijke intelligentie hebben zelfkennis. Ze weten wat ze willen, wat
ze wel of niet kunnen en hoe ze beter kunnen worden op gebieden waarin ze nog
niet goed zijn. Ze denken van binnen, in zichzelf en denken minder makkelijk
wanneer er geluiden zijn of als er om hen heen wordt gepraat.
MUZIKAAL-RYTMISCHE INTELLIGENTIE
Denken in muziek, in ritmes, in maat en patronen.
Het vermogen om muzikale en ritmische patronen te herkennen,
te onthouden en te maken. Mensen die dit intelligentiegebied gebruiken, denken
in ritmes en melodieën. Zij kunnen zich beter concentreren als de stem van een
spreker veel nuances heeft of als zij zelf ritmisch bewegen, ritmische geluiden
maken of horen.
TAALKUNDIGE INTELLIGENTIE
Denken in woorden en begrippen.
Het gaat om de capaciteit om taal te gebruiken om je uit te
drukken en om anderen te begrijpen en te overtuigen. Mensen met taalkundige
intelligentie denken in woorden. Zij zijn dan ook in staat om iets te begrijpen
dat alleen in woorden wordt overgebracht.
VISUEEL RUIMTELIJKE INTELLIGENTIE
De student denkt in beelden en voorstellingen.
Het vermogen om situaties en problemen voor je te zien en er
op die manier mee te werken. Mensen met een goed ontwikkeld visueel-ruimtelijk
intelligentie denken in beelden. Ze maken vaak kleine tekeningetjes wanneer ze
zich langere tijd op gesproken tekst moeten concentreren.
NATUURGERICHTE INTELLIGENTIE
Denken in samenhangen, vooral gericht op natuur en milieu.
Het vermogen om patronen in natuurlijke omgevingen te
herkennen, te begrijpen en ermee te werken. Mensen met een goed ontwikkelde
naturalistische intelligentie worden door een natuurlijke omgeving en door het
observeren van natuurverschijnselen aan het denken gezet. Doordat zij
nauwkeurig observeren, kunnen zij natuurlijke én door mensen gemaakte objecten
vaak goed classificeren.
LICHAMELIJK MOTORISCHE INTELLIGENTIE
Denken in bewegingen, door te voelen.
Het vermogen om (delen van) het lichaam te gebruiken om een
probleem op te lossen, iets uit te drukken of iets te maken. Mensen die dit
gebied goed hebben ontwikkeld, begrijpen iets door het te doen. Sommigen
gebruiken daarbij het liefste hun hele lichaam, anderen voornamelijk hun
handen. Deze mensen hebben vaak beweging nodig om zich goed te kunnen
concentreren.
Bespreek na hoe het was voor de studenten. Hoe was het om te
zien waar je talent ligt? Herken je het ook in jouw gedrag in de klas? En van
elkaar?
Na de klassikale sessie leveren de studenten het invulblad
in bij de docent. Met de ingevulde talentenwijzers kun je voortaan gemixte
werkgroepen maken. Leg de studenten dan uit dat je de werkgroepen maakt op
basis van juist verschillende talenten/intelligenties: zo kan samenwerken beter
gaan!