= een woord dat verwijst naar een woord dat eerder is genoemd, het antecedent.
Eisen waaraan het verwijswoord moet voldoen:
A) Het verwijswoord moet bij het juiste lidwoord van het antecedent passen.
-> de = die en het = dat
B) Het verwijswoord moet bij het juiste (biologische) geslacht van het antecedent passen.
-> mannelijk / vrouwelijk (de woorden met achtervoegsel) / onzijdig
C) De correcte schrijfregels moeten worden toegepast.
-> zie opdrachten voor verschillende voorbeelden