Les herhaling

Laptop, pen en schriftje op tafel
Mobiel in de tas (bij de deur)
Log in bij Lessonup.app
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Laptop, pen en schriftje op tafel
Mobiel in de tas (bij de deur)
Log in bij Lessonup.app
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:

Slide 1 - Slide

Lezen in stilte
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Je bekijkt straks een video over hoe je een slot schrijft.

Slide 3 - Slide

  • Wat je in een slot schrijft 

  • Waar het slot staat in jouw geschreven tekst 



                 Na de video, kan jij antwoorden:

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat schrijf je allemaal in een slot?

Slide 6 - Open question

Aan de slag! 
timer
10:00
Wat?
Hoe?
Wie?
Hulp?
Tijd?
Klaar?
Jouw eigen slot schrijven in jouw Word document . 
In Word
Zelfstandig=alleen werken in stilte
eerste 5 min. geen hulp 
10 min.
Ben je klaar? Je gaat je slot afmaken.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Laptop, pen en schriftje op tafel
   Leesboek op              tafel
   Laptop is   
       dicht 
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:

Slide 9 - Slide

Heb jij alles al af?(= hele tekst geschreven van 350 woorden + inleiding)
A
ja
B
nee
C
Ik moet nog beginnen met mijn inleiding
D
Ik moet alleen nog mijn inleiding schrijven

Slide 10 - Quiz

Hoe is een tekst opgebouwd?

Slide 11 - Slide

Alinea's

Bestaat je tekst uit alinea's?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 12 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een alinea?
Een alinea
A
begint op een nieuwe regel
B
heeft een titel
C
vertelt iets over een deelonderwerp van de tekst

Slide 13 - Quiz

Uit welke 3 delen is een tekst gebouwd?

Slide 14 - Open question

persoonsvorm verleden tijd; zwakke werkwoorden

Slide 15 - Slide

persoonsvorm verleden tijd

Slide 16 - Slide

Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
ik werd
 hij kookt
ik gaf
 zij leert

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 19 - Open question

Wat is een zwak werkwoord?
Wat is een sterk werkwoord?

Slide 20 - Open question

Geef jezelf een cijfer: leerdoel 1 (Ik weet wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden)

beheers ik... 1 (onvoldoende), 2 (voldoende) 3, (goed).

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wij ... gisteren voor mijn ouders.
Vul de verleden tijd in van koken

Slide 26 - Open question

Verleden tijd
Als een je een werkwoord in de verleden tijd zet kan dat door er:
de
te
achter te zetten.

Slide 27 - Slide

De verleden tijd

Slide 28 - Slide

Persoonsvorm: verleden tijd (sterk)
ik
ik-vorm (klinkerwissel)
ik sliep
jij
ik-vorm (klinkerwissel)
jij sliep
jij (vraag)
ik-vorm (klinkerwissel)
sliep jij?
hij/zij/het
ik-vorm (klinkerwissel)
hij sliep
wij
ik-vorm (klinkerwissel) + en
wij sliepen
jullie
ik-vorm (klinkerwissel) + en
jullie sliepen
zij (mv)
ik-vorm (klinkerwissel) + en
zij sliepen

Slide 29 - Slide

Herhaling persoonsvorm verleden tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvtt) van zwakke werkwoorden:



Enkelvoud
(ik, jij, hij, zij, het, u, etc.)
ik-vorm + de of te
ik stuurde, jij werkte
Meervoud
(wij, jullie, zij, etc.)
ik-vorm + ten of den
wij stuurden, zij werkten
Tekst

Slide 30 - Slide