5.1 Binding tussen moleculen

5.1 Bindingen tussen moleculen
De vanderwaalsbinding
De dipool-dipool interactie
Waterstofbruggen


1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

5.1 Bindingen tussen moleculen
De vanderwaalsbinding
De dipool-dipool interactie
Waterstofbruggen


Slide 1 - Slide

Binding tussen moleculen
Algemeen principe:

Hoe sterker de bindingen tussen moleculen zijn, 
des te hoger zijn het smeltpunt en het kookpunt

Slide 2 - Slide

Vanderwaalsbinding 
Deze houdt moleculen bij elkaar. 
Alle moleculen hebben vanderwaalsbindingen

Zowel molecuulmassa als molecuuloppervlak
maken de binding sterker

Slide 3 - Slide

Vanderwaalsbinding
hogere molmassa sterkere binding (en dus hoger kookpunt)

Slide 4 - Slide

Vanderwaalsbinding 
EXTRA (VWO): vanderwaalskracht neemt toe met oppervlak,
dus een langer of platter molecuul heeft een hoger kookpunt!
>
Hexaan heeft een hoger kookpunt dan 2,3-dimethylbutaan
(69 ºC tegen 57 ºC)

Slide 5 - Slide

Dipool-dipoolbinding
Binding tussen polaire moleculen ("dipolen")
Binding tussen         en            van verschillende moleculen
Voorbeeld: SO2

        
δ
δ
δ
δ
2δ+
2δ+
δ+
δ

Slide 6 - Slide

Dipool-dipoolbinding
Binding tussen polaire moleculen ("dipolen")
Binding tussen          en          van verschillende moleculen
Voorbeelden: HCl en H2O
        
δ+
δ

Slide 7 - Slide

Een molecuul is een dipool als
- er polaire atoombindingen aanwezig zijn
- er een vlak in het molecuul aan te wijzen is, waarin de ladingen elkaar niet opheffen (geen symmetrie)

Slide 8 - Slide

Apolaire moleculen
Soms kunnen polaire bindingen in een molecuul elkaar precies tegenwerken
Er is dan netto geen dipool en het molecuul is apolair
Voorbeeld: CO2 
δ
δ
2δ+
0

Slide 9 - Slide

Waterstofbrug
Bij polaire bindingen met een H-atoom kunnen moleculen waterstofbruggen vormen
Voorbeeld: H2O

(En alle andere
N-H, O-H bindingen)
- - - - - -
- - - - - -

Slide 10 - Slide

Waterstofbrug
Ander Voorbeeld: H2O met ethanal, dat kan ook!




Dus: 1 polaire binding met H (hier: O-H) en
een andere polaire binding met of zonder H (hier: C=O)
- - - - - -

Slide 11 - Slide

Waterstofbruggen
Waterstofbruggen geven ijs een
kenmerkende structuur met veel 
lege ruimte, 
vandaar de lage dichtheid!
waterstofbrug (H - O)

Slide 12 - Slide

Meso-niveau
De lage dichtheid op macro-niveau
is niet te verklaren uit het micro-niveau
(de waterstofbruggen tussen de moleculen)

De specifieke kristalstructuur van ijs 
die daar, qua grootte, tussenin zit, verklaart het wel!
Dat is het meso-niveau.

Slide 13 - Slide

Bij welke fase overgang(en) worden VanderWaals-bindingen verbroken?
A
Van vast naar vloeibaar
B
Van vloeibaar naar gas
C
Van vast naar gas
D
Van gas naar vloeibaar

Slide 14 - Quiz

Welke bindingen worden verbroken bij het koken van deze stof?
A
waterstofbruggen
B
waterstofbruggen en vanderwaals-bindingen
C
vanderwaals-bruggen
D
vanderwaals-bindingen.

Slide 15 - Quiz

Welke bindingen worden verbroken bij het koken van deze stof?
A
vanderwaals-bindingen
B
dipool-dipoolbindingen
C
waterstofbruggen
D
A, B en C.

Slide 16 - Quiz

Is dit molecuul een dipool?
A
Ja, er is een netto dipool.
B
Nee, er is een netto dipool.
C
Ja, er is geen netto dipool.
D
Nee, er is geen netto dipool.

Slide 17 - Quiz

Welke binding tussen moleculen is sterker: een vanderwaalsbinding, een dipool-dipoolbinding of een waterstofbrug?
A
vanderwaalsbinding
B
dipool-dipoolbinding
C
waterstofbrug
D
Ik weet het niet

Slide 18 - Quiz

Is waterstofchloride
een dipool?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Polaire molecuul
Apolair molecuul
Waterstof
Methaan
Methanol
Waterstofchloride
Koolstofdioxide
Water

Slide 20 - Drag question

In welke afbeelding
is de waterstofbrug
correct getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quiz

Welke combinatie kan geen waterstofbrug vormen?
A
N-H en O-H
B
O-H en O-H
C
C-H en N-H
D
C=O en H-N

Slide 22 - Quiz

welke structuren kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz