3.3 Bindingen tussen moleculen

3.3 Binding tussen moleculen 
 - vanderwaalsbinding, een dipool-dipoolbinding en een waterstofbrug
-Oefenen




1 / 33
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3 Binding tussen moleculen 
 - vanderwaalsbinding, een dipool-dipoolbinding en een waterstofbrug
-Oefenen




Slide 1 - Slide

Leerdoelen
In eigen woorden kunnen uitleggen wat een:
vanderwaalsbinding, een dipool-dipoolbinding en een waterstofbrug is

Slide 2 - Slide

Bij welke fase overgang(en) worden VanderWaals-bindingen verbroken? (meerdere mogelijkheden)
A
Van vast naar vloeibaar
B
Van vloeibaar naar gas
C
Van vast naar gas
D
Van gas naar vloeibaar

Slide 3 - Quiz

Welke bindingen worden verbroken bij het koken van deze stof?
A
vanderwaals-bindingen
B
dipool-dipoolbindingen
C
waterstofbruggen
D
A, B en C.

Slide 4 - Quiz

Is waterstofchloride
een dipool?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Wat weten jullie nog van vorige week?

Slide 6 - Slide

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Welke binding is polair?
A
Tussen 2 atomen met ΔEN 0,4-1,7
B
Tussen 2 niet-metalen
C
Tussen een metaal en een niet-metaal
D
Tussen 2 atomen met ΔEN 0,6-1,5

Slide 8 - Quiz

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 9 - Quiz

polair
Apolair
Ion
C-O
C-C
C-H
O-H
Na-Cl
C-F
Ca-F

Slide 10 - Drag question

Polaire en apolaire stoffen
H2O (polair)
CH4 (apolair)

Slide 11 - Slide

Polaire atoombinding
Het ene atoom trekt harder aan het gedeelde elektronenpaar dan het ander
- Verschuiving  elektronenpaar naar hoogste elektronegativiteit
- "Partiële lading" (δ- en δ+)

Slide 12 - Slide

Elektronegativiteit
Het verschil in elektronegativiteit (ΔEN) bepaalt het soort binding (BiNaS 40A)

ΔEN
Soort binding
Voorbeeld
< 0,4
Apolair
C-H, C-S, C=S
0,4-1,7
Polair
C-F, H-Cl, C-O, C=O
> 1,7
Ion
Na+ Cl-

Slide 13 - Slide

Binding tussen moleculen
Algemeen principe:

Hoe sterker de bindingen tussen moleculen zijn, 
des te hoger zijn het smeltpunt en het kookpunt

Slide 14 - Slide

Vanderwaalsbinding 
Deze houdt moleculen bij elkaar. 
Alle moleculen hebben vanderwaalsbindingen

Zowel molecuulmassa als molecuuloppervlak
maken de binding sterker

Slide 15 - Slide

Vanderwaalsbinding
hogere molmassa sterkere binding (en dus hoger kookpunt)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Vanderwaalsbinding 
Voorbeeld: hexaan en 2,3-dimethylbutaan
Zelfde massa, maar hexaan heeft een groter oppervlak, dus sterkere vanderwaalsbinding
>

Slide 18 - Slide

Dipool-dipoolbinding
Binding tussen polaire moleculen ("dipolen")
Binding tussen         en            van verschillende moleculen
Voorbeeld: SO2

        
δ
δ
δ
δ
2δ+
2δ+
δ+
δ

Slide 19 - Slide

Dipool-dipoolbinding
Binding tussen polaire moleculen ("dipolen")
Binding tussen          en          van verschillende moleculen
Voorbeelden: HCl en H2O
        
δ+
δ

Slide 20 - Slide

Een molecuul is een dipool als
- er polaire atoombindingen aanwezig zijn
- er een vlak in het molecuul aan te wijzen is, waarin de ladingen elkaar niet opheffen (geen symmetrie)

Slide 21 - Slide

Waterstofbrug
Bij polaire bindingen met een H-atoom kunnen moleculen waterstofbruggen vormen
Voorbeeld: H2O

(En alle andere
N-H, O-H bindingen)
- - - - - -
- - - - - -

Slide 22 - Slide

Waterstofbrug
Ander Voorbeeld: H2O met ethanal, dat kan ook!




Dus: 1 polaire binding met H (hier: O-H) en
een andere polaire binding met of zonder H (hier: C=O)
- - - - - -

Slide 23 - Slide

Waterstofbruggen
Waterstofbruggen geven ijs een
kenmerkende structuur met veel 
lege ruimte, 
vandaar de lage dichtheid!
waterstofbrug (H - O)

Slide 24 - Slide

Meso-niveau
De lage dichtheid op macro-niveau
is niet te verklaren uit het micro-niveau
(de waterstofbruggen tussen de moleculen)

De specifieke kristalstructuur van ijs 
die daar, qua grootte, tussenin zit, verklaart het wel!
Dat is het meso-niveau.

Slide 25 - Slide

Welke bindingen worden verbroken bij het koken van deze stof?
A
waterstofbruggen
B
waterstofbruggen en vanderwaals-bindingen
C
vanderwaals-bruggen
D
vanderwaals-bindingen.

Slide 26 - Quiz

Is dit molecuul een dipool?
A
Ja, er is een netto dipool.
B
Nee, er is een netto dipool.
C
Ja, er is geen netto dipool.
D
Nee, er is geen netto dipool.

Slide 27 - Quiz

Welke binding tussen moleculen is sterker: een vanderwaalsbinding, een dipool-dipoolbinding of een waterstofbrug?
A
vanderwaalsbinding
B
dipool-dipoolbinding
C
waterstofbrug
D
Ik weet het niet

Slide 28 - Quiz

Polaire molecuul
Apolair molecuul
Waterstof
Methaan
Methanol
Waterstofchloride
Koolstofdioxide
Water

Slide 29 - Drag question

In welke afbeelding
is de waterstofbrug
correct getekend?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 30 - Quiz

Welke combinatie kan geen waterstofbrug vormen?
A
N-H en O-H
B
O-H en O-H
C
C-H en N-H
D
C=O en H-N

Slide 31 - Quiz

welke structuren kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 32 - Quiz

Huiswerk
18 t/m 21, 22 t/m 31, 32

Slide 33 - Slide