This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 180 min
Items in this lesson
Interacties
FTP's
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Programma & Lesdoelen
- Vragen van jullie
- Vervolg FTP
Lesdoelen:
- Je weet op welke manier interacties ontstaan
- Je weet waar je informatie kunt vinden over het afhandelen van interacties
- Je kunt uitleggen wat een dubbelmedicatie is.
Interacties
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Slide 3 - Slide
Farmacotherapiegerelateerde problemen
Wat is een dubbelmedicatie?
Slide 4 - Open question
This item has no instructions
Slide 5 - Slide
Beschreven in hfst 8 Medicatiebewaking
Interacties zijn......
A
een reden om een gnm niet te gebruiken
B
een reden om een gnm wel te gebruiken
C
een ongewenste werking
D
een ongewenste wisselwerking tussen 2 gnm
Slide 6 - Quiz
Er is een heel hoofdstuk over interacties (hfst 5).
Welke vraag hoort er bij antwoord C ?
Wat is een bijwerking?
Wat is een contra indicatie? antwoord A
Welke gevolgen hebben interacties?
Slide 7 - Open question
This item has no instructions
- Meer of ernstigere bijwerkingen
- Mindere werking
- Versterkte of verlengde werking
Slide 8 - Slide
Interacties kunnen op verschillende manier ontstaan. Iedere stof heeft chemische eigenschappen die kunnen worden beïnvloed.
Opname, verwerking van het gnm spelen hierbij een rol. Stukje kinetiek (hfst 3) speelt hierbij een belangrijke rol.
Slide 9 - Slide
This item has no instructions
1-In het maag-darmstelsel
Chemische en natuurkundige reacties die absorptie beïnvloeden
Beïnvloeding darmpassage bijv. opioïden
Slide 10 - Slide
In het maagdarmkanaal kan de opname in het bloed door chemische reacties verminderd worden. Opname kan ook veranderd worden door verandering in peristaltiek van de darmen.
Laxeermiddelen, verstopping, of gnm die chemische verbindingen aangaan.
Slide 11 - Slide
This item has no instructions
Slide 12 - Slide
This item has no instructions
2- Binding aan bloedeiwitten
Transport van het gnm ontstaat door op te lossen in het bloed of door zich te binden aan bloed- of plasma-eiwitten
Het ene gnm bindt zich sterker aan bloedeiwitten dan een ander gnm → er ontstaat competitie om bindingsplaat op het eiwit
Slide 13 - Slide
Bij binding aan bloedeiwitten hangt de werking niet af van de totale concentratie in het bloed, maar van de concentratie aan vrij circulerend gnm.
Strijd om wie zich bindt. Gnm dat verdrongen wordt circuleert dan in grotere hoeveelheden vrij in het bloed.
3- Versterkte werking
Geneesmiddelen die op dezelfde plek in het lichaam werken of bijwerkingen geven, versterken elkaar (pseudo-dubbelmedicatie)
Welk voorbeeld kun je hierbij noemen?
Slide 14 - Slide
Sederende middelen. Ook in combinatie met alcohol.
Gnm die werking/bijwerking hebben op hart en bloedvaten geven groter kans op interacties met gnm die juist voor hart- en vaatziekten worden voorgeschreven.
Diuretica die direct werking hebben op de nieren, veroorzaken uitscheiding van zouten, daarbij gaat kalium verloren, hart gevoeliger voor digoxine gnm tegen hartritmestoornissen. Controle van kaliumspiegel.
Naslagwerk met achtergrondinformatie bij IA, CI, overgevoeligheden, geeft concrete adviezen. Is ter ondersteuning van de zorgverlener voor een effectieve en veilig behandeling van gnm.