1. grote hersenen met hersencentra ( zintuigen waarnemen, bewust worden) ( de aansturen van bewuste bewegingen) ( geheugen)
2. kleine hersen ( coördineren van spierbewegingen, evenwicht) 3. hersenstam ( verbinding met je ruggenmerg) ( bevat onbewusten levens dingen, ademhaling, hartslag, reflexen)