This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
Slide 1 - Slide
Vandaag ...
Wat weet je nog?
Theorie
Opdrachten maken
Doel van de les: Je kunt de inleiding, het middenstuk en het slot van een tekst herkennen en je weet het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik.
Slide 2 - Slide
Zakelijke e-mail
In de komende lessen ga je leren hoe je een zakelijke e-mail moet schrijven.
Met een opdrachtenboekje werken we naar een schrijfopdracht toe. Je krijgt voor deze opdracht een cijfer die 2x meetelt.
Slide 3 - Slide
Wat weet je nog van de inleiding, het middenstuk en het slot?
Slide 4 - Mind map
Tekstopbouw: inleiding, kern en slot
In de inleiding maak je kennis met het onderwerp van de tekst.
Vaak met een voorbeeld, een opmerkelijk feit, een anekdote, of het stellen van een vraag.
Je wordt nieuwsgierig gemaakt naar de rest van de tekst.
Bestaat meestal uit één of twee alinea's.
Slide 5 - Slide
Tekstopbouw: inleiding, kern en slot
Het middenstuk is meestal het grootste gedeelte van de tekst.
Bestaat uit alle alinea's tussen de inleiding en het slot.
Hier staat de meeste informatie over het onderwerp in.
Het middenstuk wordt uitgewerkt in deelonderwerpen.
Slide 6 - Slide
Tekstopbouw: inleiding, kern en slot
Het laatste deel van de tekst is het slot.
Bestaat meestal uit één of twee alinea's .
Bevat een samenvatting of conclusie.
Veel teksten hebben geen duidelijke inleiding of duidelijk slot. Bij nieuwsberichten ontbreekt bijvoorbeeld meestal een slot.
Slide 7 - Slide
Aan de slag
1. Scheur de tekst over Wie is de Mol uit je opdrachtenboekje.
2. Knip de tekst en leg in goede volgorde.
3. Klassikaal bespreken (wat is de juiste volgorde?)
4. Schrijf een inleiding en een slot op de lijntjes.
5. Plak de tekst vast op de bladzijde.
Slide 8 - Slide
Startopdracht
Werk in tweetallen.
Pak een situatiestrookje.
Bedenk samen hoe je in deze situatie zou praten of schrijven.
Pak hierna het volgende strookje.
Een aantal tweetallen presenteert daarna een situatie voor de klas.
timer
3:00
Slide 9 - Slide
Taalgebruik
Formeel taalgebruik: taal die je in officiële situaties gebruikt.
Informeel taalgebruik: taal die je tegen bekenden gebruikt.
Slide 10 - Slide
Taalgebruik
Formeel taalgebruik: taal die je in officiële situaties gebruikt.
Informeel taalgebruik: taal die je tegen bekenden gebruikt.
We maken opdracht 1 samen.
Slide 11 - Slide
Aan de slag!
Maak opdracht 2 t/m 4
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.
Klaar?
Lezen in je leesboek
timer
15:00
Slide 12 - Slide
We maken samen opdracht 1.
Slide 13 - Slide
Aan de slag!
Maak opdracht 2 t/m 4
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.