Herhalen T1

DE GROTE HERHAAL LES VOOR DE TOETSWEEK
1 / 45
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

DE GROTE HERHAAL LES VOOR DE TOETSWEEK

Slide 1 - Slide

Wat te leren?
Tijdsindeling
Brongebruik
Soorten vragen

Slide 2 - Slide

1.5 periodisering

Slide 3 - Slide

Hoeveel periodes zijn er?
A
8
B
10
C
12
D
5

Slide 4 - Quiz

geschiedenis in 5 periodes:
Welke volgorde is juist?
A
oudheid, prehistorie, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, middeleeuwen
B
prehistorie, middeleeuwen, oudheid, moderne tijd vroegmoderne tijd
C
prehistorie, oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd
D
prehistorie, oudheid, vroegmoderne tijd, middeleeuwen, moderne tijd

Slide 5 - Quiz

Ze de periodes in de juiste volgorde van tijd.
Tot 3000 v. Chr.
3000 v. Chr. tot 500 n. Chr.
500-1500
1500-1800
1800 tot nu
Middeleeuwen
Vroegmoderne tijd
Prehistorie
Moderne tijd
Oudheid

Slide 6 - Drag question

Uit hoeveel tijdvakken bestaan de tijdvakken bij geschiedenis?
A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 7 - Quiz

Welk van deze vier tijdvakken is GEEN echt tijdvak?
A
Tijd van Grieken en Romeinen
B
Tijd van de Gouden eeuw
C
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
D
Tijd van Monniken en Ridders

Slide 8 - Quiz

Het eerste tijdvak is het tijdvak van de....
A
Jagers en boeren
B
Grieken en Romeinen
C
Monniken en ridders
D
Steden en staten

Slide 9 - Quiz

Welk tijdvak is het laatste tijdvak?
A
televisie en social media
B
televisie en raketten
C
televisie en terreur
D
televisie en computer

Slide 10 - Quiz

Het tijdvak Pruiken en revoluties komt na het tijdvak:
A
Jagers en boeren
B
Steden en staten
C
Regenten en vorsten
D
Burgers en stoommachines

Slide 11 - Quiz

Tijdvak 8, het tijdvak van burgers en stoommachines.
Welke jaartallen horen bij tijdvak 8?
A
1700-1800
B
1800-1900
C
1750-1850
D
1850-1950

Slide 12 - Quiz

Bij welke historische periodes horen tijdvakken 1 en 2?
A
Jagers en Boeren: prehistorie; Grieken en Romeinen: oudheid.
B
Jagers en Boeren: oudheid; Grieken en Romeinen: prehistorie.
C
Jagers en Boeren: middeleeuwen; Grieken en Romeinen: oudheid.
D
Jagers en Boeren: steentijd; Grieken en Romeinen: prehistorie.

Slide 13 - Quiz

Tijdvakken
Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
Tijdvak 7
Tijdvak 8
Tijdvak 9
Tijdvak 10

Slide 14 - Drag question

Welke omschrijving hoort bij welk tijdvak?
tijdvak 1
tijdvak 2
tijdvak 3
tijdvak 4
tijdvak 5
tijdvak 6
tijdvak 7
tijdvak 8
tijdvak 9
tijdvak 10
Ontdekkers en hervormers
Steden en staten
Jagers en boeren
Grieken en Romeinen
Wereld- oorlogen
Televisie en computer
Pruiken en revoluties
Monniken en ridders
Regenten en vorsten
Burgers en stoommachines

Slide 15 - Drag question

Sleep de tijdvakicoontjes naar de juiste plek en zet de naam van de tijdvakken op de juiste plek.

Slide 16 - Drag question

Gebruiken van bronnen

Slide 17 - Slide

Verschillende soorten bronnen
Geschreven bronnen 
Ongeschreven bronnen
Primaire bronnen
Secundaire bronnen

Slide 18 - Slide

Geschreven bronnen en ongeschreven bronnen
Ongeschreven bronnen: 
  • Grotschilderingen
  • Werktuigen
  • Beelden
  • Menselijke resten

Geschreven bronnen:
  • Spijkerschrift / Hiërogliefen
  • Brieven
  • Krantenartikelen
  • Boeken

Slide 19 - Slide

Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 20 - Drag question

primaire en secundaire bronnen
Primair 
 Ooggetuige 
 Uit de tijd zelf  

Secundair 
Via via 
 uit een andere tijd. 

Slide 21 - Slide

Primaire Bronnen



Secundaire Bronnen


Slide 22 - Slide

Welke bronnen zijn primair en welke secundair? Zet ze op de juiste plek.
Primair
Secundair
Een krantenartikel over een gevonden skelet van een nieuw menssoort.

Een brief van je (overgroot)oma over de oorlog in Nederland.

Slide 23 - Drag question

Sleep de bronnen naar de goede plek.
A. PRIMAIR GESCHREVEN
B. PRIMAIR ONGESCHREVEN
D. SECUNDAIR ONGESCHREVEN
C. SECUNDAIR GESCHREVEN
Helm van een ridder
Model van een oorlogsschip
Te laat briefje
boek over Romeinen
Schilderij door Rembrandt gemaakt

Slide 24 - Drag question

1.7 verschillende soorten vragen

Slide 25 - Slide

Deze lessonup
In deze lessonup oefenen we met alle stof van de laatste lessen. 

1. Periodisering
2. Soorten bronnen
3. Verschillende soorten vragen

Slide 26 - Slide

Jagers en Verzamelaars
Grieken en Romeinen
Monniken en Ridders
Steden en Staten
Ontdekkingsreizen en Hervormers
Regenten en Vorsten
Pruiken en Revoluties
Burgers en Stoommachines
Wereldoorlogen
Televisie en Computers

Slide 27 - Drag question

Welke periode hoort bij welk tijdvak?
tijdvak 1
tijdvak 2
tijdvak 3
tijdvak 4
tijdvak 5
tijdvak 6
tijdvak 7
tijdvak 8
tijdvak 9
tijdvak 10
Middeleeuwen
Vroeg moderne tijd
Prehistorie
Oudheid
Moderne tijd
Moderne tijd
Vroeg moderne tijd
Middeleeuwen
Vroeg moderne tijd
Moderne tijd

Slide 28 - Drag question

tijdvak 1
tijdvak 2
tijdvak 3
tijdvak 4
tijdvak 5
tijdvak 6
tijdvak 7
tijdvak 8
tijdvak 9
tijdvak 10
Ontdekkers en hervormers
Steden en staten
Jagers en boeren
Grieken en Romeinen
Wereld- oorlogen
Televisie en computer
Pruiken en revoluties
Monniken en ridders
Regenten en vorsten
Burgers en stoommachines

Slide 29 - Drag question


Klik op de afbeelding om in te zoomen. 
Je ziet een oude schoolplaat over een hagenpreek van Isings uit 1956.
Een hagenpreek is een protestante kerkdienst die door rondtrekkende dominees in de 16e eeuw werd gehouden.
Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst.
Ongeschreven bronnen zijn afbeeldingen of voorwerpen.
Primaire bronnen zijn bronnen die uit de tijd zelf komen.
Secundaire bronnen komen van iemand uit een andere tijd.
De schoolplaat hiernaast is dus een.....
A
Geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
Geschreven secundaire bron
D
Ongeschreven secundaire bron.

Slide 30 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen. 
Je ziet de eerste pagina van het 'Plakkaat van Verlatinghe'
Dit is een:

A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 31 - Quiz


Klik op de afbeelding om in te zoomen.  Je ziet de borstplaat van Franse soldaat Antoine Fraveau die stierf in de slag bij Waterloo door een kanonskogel.
Dit is een:
A
een geschreven primaire bron
B
een ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron.

Slide 32 - Quiz


Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst.
Ongeschreven bronnen zijn afbeeldingen of voorwerpen.
Primaire bronnen zijn bronnen die uit de tijd zelf komen.
Secundaire bronnen komen van iemand uit een andere tijd.

De oude Inca-stad Machu Picchu is dus een .... 
A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 33 - Quiz


Niet alle overblijfselen uit het verleden zijn hetzelfde. Zo zijn er geschreven bronnen en ongeschreven bronnen.

Bij welk antwoord staan alleen maar ongeschreven bronnen?
A
schilderijen, oude kranten, boodschappenbriefje, oude foto's
B
kastelen, dagboeken, helmen en films
C
liefdesbrieven, standbeelden, zwaarden en graftombes
D
etensresten, ruïnes, gebruiksvoorwerpen en geluidsopnamen

Slide 34 - Quiz


Niet alle overblijfselen uit het verleden zijn hetzelfde. Zo zijn er primaire bronnen en secundaire bronnen.

Bij welk antwoord staan alleen maar primaire bronnen?
A
schilderijen, geschiedenisboeken, oude kranten,
B
kastelen, dagboeken, helmen en films over geschiedenis
C
documentaires over geschiedenis, zwaarden en graftombes
D
etensresten, ruïnes, gebruiksvoorwerpen en geluidsopnamen

Slide 35 - Quiz

Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 36 - Drag question

Secundaire bronnen
Primaire bronnen
Primaire bronnen komen uit de tijd die je bestudeert
Secundaire bronnen komen uit een latere periode

Slide 37 - Drag question

Wat is een beschrijvende Vraag?
A
Een vraag over waar iets vroeger was
B
Een vraag over hoe iets vroeger was
C
een vraag over wanneer iets vroeger was
D
Een vraag over waarom iets vroeger was

Slide 38 - Quiz


Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

"Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in het geloof van de Azteken en van de Inca's?

A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag

Slide 39 - Quiz


Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

"Hoe zwaar waren in de 19e eeuw de leef -en arbeidsomstandigheden van fabrieksarbeiders in de stad ten opzichte van de boeren op het platteland? 

A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag

Slide 40 - Quiz

Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

''Vind jij het terecht dat er in de negentiende eeuw censuskiesrecht was''
A
Beschrijvende vraag
B
Verklarende vraag
C
Vergelijkende vraag
D
Waarderende vraag

Slide 41 - Quiz


Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

"Waarom waren er weinig bronnen beschikbaar in de middeleeuwen'' is een voorbeeld van een: 

A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag

Slide 42 - Quiz



Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.


"Vind jij dat Eise Eisinga een plekje verdiend in het geschiedenisboek?" .....is een voorbeeld van een:

A
beschrijvende vraag
B
verklarende vraag
C
vergelijkende vraag
D
waarderende vraag.

Slide 43 - Quiz

Klik hiernaast op de afbeelding om in te zoomen.
Je ziet de moord op de gebroeders de Witt.
Zet de juiste vraag bij het soort vraag.
Hierna: 1 quizvraag
Waarderende vraag:
Beschrijvende vraag
Verklarende vraag:
Vergelijkende vraag:
In Den Haag staat een standbeeld van Johan de Witt, maar heeft hij eigenlijk wel een standbeeld verdiend? 
Op welke manier zijn de gebroeders de Witt uiteindelijk in 1672 gestorven? 
Welke overeenkomsten zijn te benoemen tussen Johan van Oldenbarneveldt en Johan de Witt?
Waarom greep de politie niet in toen de gebroeders de Witt door een massamenigte werden opgehangen?

Slide 44 - Drag question

Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
Zet de vraag bij de juiste soort vraag. 
Beschrijvende vraag
Verklarende vraag
Vergelijkende vraag
Waarderende vraag
Waarom is de zin 'de koning van Hispanje heb ik altijd eëerd ' te vinden in ons volkslied?
Welke verschillen in manier van oorlog voeren zijn aan te wijzen tussen de 80-jarige oorlog en de Tweede Wereldoorlog?
Wie geeft de beloning van 25.000 gouden kronen aan Balthasar Gerards als hij Willem van Oranje vermoord?
Welke mening heeft de Spaanse koning Filips II over het Nederlandse volk en de cultuur?

Slide 45 - Drag question