Mens en Omgeving hoofdstuk 4 ( Profiel klas 3)

Mens en omgeving
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ZwMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Mens en omgeving

Slide 1 - Slide

Baliemedewerkster

Slide 2 - Slide

Kan je taken opnoemen die een baliemedewerkster vervuld?

Slide 3 - Open question

Wat is Representatief
A
Dat je blij bent
B
Dat je aanwezig bent
C
Dat je luidruchtig bent
D
Dat je een nette indruk achterlaat

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Video

Een baliemedewerker moet representatief zijn. Wat betekent ‘Representatief’?
A
Dat je aardig en klantvriendelijk bent
B
Dat je de omgangsregels die gelden in het bedrijf kunt toepassen.
C
Dat je schone en nette kleding draagt.
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je bij het bedrijf hoort.

Slide 6 - Quiz

Geef meerdere voorbeelden van representatief zijn (blz 178)

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Wat is/wat betekent communicatie en wat is het doel?
(Blz 179)

Slide 9 - Open question

Wat is een open vraag?
A
Een vraag waar je alleen ja of nee op kunt antwoorden.
B
Vraag begint met wie, wat, waar, wanneer, waarom of hoe en kan je niet met ja of nee beantwoorden.

Slide 10 - Quiz

Wat is geen open vraag?
A
Heeft het gesmaakt?
B
Wat bedoel je precies?
C
Wat vind je van deze les?
D
Hoe heb je de overplaatsing ervaren?

Slide 11 - Quiz

Wat zijn gesloten vragen?
A
Dat zijn vragen waar je uitgebreid antwoord op geeft.
B
Dat zijn vragen waar je alleen 'ja' of 'nee' op kunt antwoorden

Slide 12 - Quiz

Dit is een gesloten vraag
A
Woon je hier in de buurt?
B
Vertel eens iets over je hobby.
C
Wat is het doel van dit gesprek?
D
Hoe reis jij naar school?

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Wat is non verbale communicatie
A
Wat je zegt
B
Je lichaamstaal

Slide 15 - Quiz

Wat is verbale communicatie?

Slide 16 - Open question

Verbale communicatie
Non-verbale communicatie

Slide 17 - Drag question

Wat is non verbale communicatie?
A
Gebruik je alleen je stem
B
Gebruik je alleen gebaren.
C
Gebruik je zowel je stem als gebaren.
D
Dan heb je geen emotie.

Slide 18 - Quiz

Geef aan of het gaat om verbale of non-verbale communicatie
Je steekt je duim op
Je stuurt je vriendin een app
Je friemelt aan je trui 
Verbale communicatie 
non-verbale communicatie 
Verbale communicatie 
Verbale communicatie 
non - verbale communicatie 
non - verbale communicatie 

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Video

Informeel taalgebruik is...
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 21 - Quiz

Wat is informeel taalgebruik?
A
Taal gebruiken die je met je baas spreekt
B
Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
C
Praten op een correcte manier.
D
Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Slide 22 - Quiz

Formeel taalgebruik is:
A
Woordgebruik met een zakelijk en plechtig karakter.
B
De taal die je gebruikt in minder serieuze situaties.

Slide 23 - Quiz

Wat is formeel taalgebruik
A
met elkaar praten over dagelijkse dingen
B
Netjes met elkaar praten, met u aanspreken.
C
Informatie gevene
D
praten met je gezicht

Slide 24 - Quiz