What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Le passé composé (herhaling) chapitre 1 bron D + voc E ma 07-11-2022
LE PASSÉ COMPOSÉ
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
LE PASSÉ COMPOSÉ
Slide 1 - Slide
Wat is de 'passé composé'?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T. (= voltooid tegenwoordige tijd).
Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan
In het Frans is de 'passé composé' (= V.T.T.):
onderwerp + vorm van 'avoir' of 'être' + voltooid deelwoord
Slide 2 - Slide
Wat wordt er bedoeld met de 'passé composé'?
Slide 3 - Open question
Een zin die in de 'passé composé' staat, bestaat uit drie onderdelen.
A
Vrai (= goed)
B
Faux (= fout)
Slide 4 - Quiz
Wat heb je NIET nodig om een zin in de 'passé composé' te maken?
A
een onderwerp
B
een voltooid deelwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een vorm van 'hebben' of 'zijn'
Slide 5 - Quiz
Bij welk werkwoord gebruik je in de 'passé composé' een vorm van het hulpwerkwoord 'avoir' ?
A
rester (blijven)
B
aller (gaan)
C
regarder (kijken)
D
entrer (binnengaan)
Slide 6 - Quiz
De passé composé
Gebruik je in het Nederlands een vorm van 'zijn' dan gebruik je in het Frans ook de juiste vorm van het hulpwerkwoord 'être'.
Bijv.
Ik ben
gegaan -->
Je suis
allé
Slide 7 - Slide
Bij welk werkwoord gebruik je in de 'passé composé' een vorm van het hulpwerkwoord 'être' ?
A
rentrer (terugkeren)
B
être (zijn)
C
écouter (luisteren)
D
louer (huren)
Slide 8 - Quiz
De passé composé
Om de 'passé composé' te kunnen maken, moet je dus nog steeds de rijtjes van '
avoir
'
(= hebben) en '
être
'
(= zijn) van vorig jaar kennen!
Daar begin je nl. mee als je een zin in de 'passé composé' wilt maken.
Slide 9 - Slide
De passé composé
Slide 10 - Slide
De passé composé
Gebruik je in het Nederlands een vorm van 'hebben' dan gebruik je in het Frans ook de juiste vorm van het hulpwerkwoord 'avoir'.
Bijv.
Ik heb
gedanst -->
J'ai
dansé
Slide 11 - Slide
De passé composé
bestaat dus uit
3
delen
:
1: onderwerp =
mes parents
2: vorm van het hulpwerkwoord =
ont
'avoir'
3: voltooid deelwoord =
achet
é
une voiture
Slide 12 - Slide
Welke zin staat in de 'passé composé'?
A
Nous chantons
B
Vous chantez
C
Nous avons chanté
D
Vous allez chanter
Slide 13 - Quiz
Wat zet je achter de stam van een werkwoord om het voltooid deelwoord te maken?
A
e
B
è
C
er
D
é
Slide 14 - Quiz
Welke zin staat NIET in de 'passé composé'?
A
Vous avez parlé
B
Tu as joué
C
Nous allons chercher
D
Elle a mangé
Slide 15 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van 'parler'?
A
parleré
B
parlè
C
parlé
D
parle
Slide 16 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van 'manger'?
A
mangerè
B
mangé
C
mange
D
mangè
Slide 17 - Quiz
Je hebt een heel werkwoord (= infinitief) bijv. 'donner'.
Hoe maak je dan de stam?
A
Je haalt van het hele werkwoord de laatste letter af.
B
Je haalt van het hele werkwoord de laatste twee letters af.
C
Je plakt een é achter het hele werkwoord
D
Je haalt van het hele werkwoord de eerste twee letters weg.
Slide 18 - Quiz
Elle ______ (regarder, passé composé) un film sur Netflix
A
a regardé
B
est regarder
C
est regardé
D
est regardée
Slide 19 - Quiz
Tu _______ (manger, passé composé) une pizza?
A
a mangé
B
est manger
C
as mangé
D
est mangée
Slide 20 - Quiz
Nous ______ (danser, passé composé) au collège.
A
avons dansé
B
avez dansé
C
êtes dansé
D
sommes dansés
Slide 21 - Quiz
Elles ______ (parler)
(passé composé)
A
sont parlé
B
ont parlé
C
sont parler
D
ont parlées
Slide 22 - Quiz
Ils _____ (envoyer = verzenden, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait
Slide 23 - Quiz
Tu _______ (faire, passé composé) du foot?
A
es fait
B
a faité
C
as fairé
D
as fait
Slide 24 - Quiz
J' _______ (avoir, passé composé) un accident.
A
ai eu
B
suis avoiré
C
ai été
D
ai avoiré
Slide 25 - Quiz
Wat betekent 'j'ai parlé'?
Slide 26 - Open question
Wat betekent 'tu as visité'?
Slide 27 - Open question
Hoe zeg je 'wij hebben gepraat'?
Slide 28 - Open question
Hoe zeg je 'jullie hebben gepraat'?
Slide 29 - Open question
Hoe zeg je 'zij heeft gepraat'?
Slide 30 - Open question
Hoe zeg je 'jij hebt gepraat'?
Slide 31 - Open question
Hoe goed ken je de 'passé composé'?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 32 - Poll
Wat ga je doen om dit onderdeel nog te verbeteren?
Slide 33 - Mind map
Vocabulaire E
Slide 34 - Slide
Le train est arrivé à ______
A
arrêté
B
voir
C
la dispute
D
la gare
Slide 35 - Quiz
Wat is geen werkwoord?
A
voir
B
fatigué
C
arrêter
D
arriver
Slide 36 - Quiz
Wat is geen taal?
A
espagnol
B
néerlandais
C
important
D
anglais
Slide 37 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
nul
B
super
C
génial
D
magnifique
Slide 38 - Quiz
Wat betekent 'je veux'?
A
ik kan
B
ik maak
C
ik wil
D
ik ga
Slide 39 - Quiz
'la dispute' betekent ........
Slide 40 - Open question
More lessons like this
Passé composé
December 2022
- Lesson with
13 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Passé composé
November 2021
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
1b3 H5 bron D passé composé
June 2024
- Lesson with
23 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Passé Composé regelmatige werkwoorden op -er klas 2HV
June 2023
- Lesson with
34 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
CH5 bron C passé composé
July 2021
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
De Passé Composé + être, avoir, faire & aller
June 2022
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2hv H5 bron C passé composé
February 2021
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Passé Composé - J'ai été en vacances
March 2024
- Lesson with
29 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3