H4.2 directe rede

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lezen

Wat gaan we doen?

• Nakijken huiswerk
• Uitleg kommagebruik
• Uitleg directe rede
• Aan de slag met opdrachten

Doel: je weet wanneer je komma's moet plaatsen in een zin en je weet hoe je zinnen in de directe rede schrijft.

Doel van de les: 

• Ga allemaal staan.
• Is het werkwoord in de volgende zin goed gespeld?

• Ik scrol de hele dag door berichten op mijn telefoon.

• Ja = ga zitten
• Nee = blijf staan
• Iedereen die nu zit heeft het goed!
• Het hele werkwoord is crollen. Leg uit waarom je schrijft 'ik scrol' en niet 'ik croll'.

We gaan het huiswerk nakijken.

opdr 9 t/m 14, blz 112 t/m 116

De komma

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.

2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

Dat is een grote, oude kast.

3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

Zullen we vanavond pasta, rijst of aardappelen eten?

Wanneer gebruik je de komma?

4 Zet een komma voor een signaalwoord als want, maar, omdat, tenzij, etc.

Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen uitgerust ben.

5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Remco, let eens even op!

H4.2 directe rede

Leg aan je buurman/-vrouw in eigen woorden uit wat het verschil is tussen de directe en de indirecte rede.

Waarom zou een schrijver in een leesboek kiezen voor de directe rede?

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Elvis zegt dat hij naar huis gaat.

1. directe rede
2. indirecte rede

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.

1. waar
2. niet waar

Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.

1. directe rede
2. indirecte rede

Willem vraagt: "Mag ik wat eten?"

1. directe rede
2. indirecte rede

Daan zegt: " Ik voer de vissen wel".

1. directe rede
2. indirecte rede

De buurman vraagt of we stil willen zijn.

1. directe rede
2. indirecte rede

Waaraan herken je een zin in de directe rede?

1. Aan de hoofdletter aan het begin van de zin
2. Aan het vraagteken achteraan in de zin.
3. Aan de aanhalingstekens.

De regels voor citeren (maak aantekeningen!)

Ik weet wat de indirecte en directe rede betekent en kan dit uitleggen.

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk:

Opdr 15 t/m 17, blz 116 t/m 119.

Klaar? Maak de zelftoetsen online.