ComunicaciónUnidad7les5

Klassentaal even onder de aandacht brengen.
Bij binnenkomst:
  • Buenos días
  • Buenas tardes
  • ¿Cómo estás?
  • Estoy bien,gracias 
Als de bel gaat:
  • Hasta luego
  • Hasta mañana
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Klassentaal even onder de aandacht brengen.
Bij binnenkomst:
  • Buenos días
  • Buenas tardes
  • ¿Cómo estás?
  • Estoy bien,gracias 
Als de bel gaat:
  • Hasta luego
  • Hasta mañana

Slide 1 - Slide

Unidad 7; Comunicación
Lesdoelen: 
  • Herkennen van werkwoorden in een luisteropdracht
  • Herkennen woordenschat Dagindeling in een luisteropdracht
  • Vaste combinaties van voorzetsels herkennen/grammatica/ woordnschat oefenen

Slide 2 - Slide

Unidad 7; Comunicación
Luisteroefening:

Slide 3 - Slide

Voorzetsels 
In het Spaans gebruiken we veel voorzetsels. 
Veel werkwoorden hebben een 'vast' voorzetsel:
- ir + a (ir + en + transportmiddel)
- llegar + a
- volver + a

Let op: a + el = al / de + el = del


SP
NL
a
aan/naar/om
de
van
en
in/op
con
met
para
voor
por
via

Slide 4 - Slide

Voorzetsels
Combinaties:
Salir de --------------------- " Salgo de casa"
Volver a ---------------------- " Vuelvo a casa a las ocho"
Venir a ----------------------- " Venimos al (a+el) instituto"
Llegar a----------------------- " Llego a la escuela a las ocho"
Ir a / en---------------------------" Voy a la biblioteca en bici"
Jugar a------------------------ " Juego al fútbol"
Jugar en -----------------------  " Juegan en el parque"
Llamar a ------------------------ " Llamo a mis amigos"

Slide 5 - Slide

Voorzetsels
Combinaties:    Vervoeg in de juiste vorm
Salir de ---------------------                                            casa  (nosotros)
Volver a ----------------------                            casa a las ocho  (ellos)
Venir a -----------------------                        al (a+el) instituto    (usted)
Llegar a-----------------------                          la escuela a las ocho (el)
Ir a / en---------------------------        la biblioteca en bici (vosotros)
Jugar a------------------------                                                 al fútbol  (tú)
Jugar en -----------------------                                             el parque (yo)
Llamar a ------------------------                           mis amigos (ustedes)

Slide 6 - Slide

Voorzetsels
para------  voor  ( para mañana= voor morgen)
para+infinitief-------- om te  ( para comer= om te eten)

por---------- 's ochtend (por la mañana)
                           's middag ( por la tarde)
                           's avond ( por la noche)
OJO: de la mañana / la tarde / la noche (+ tijdstip)

Slide 7 - Slide

Voorzetsels
a -------- tijd ( a las ocho, a las nueve)
                    vast voorz. van veel w.w.: ir a/ volver a/ llegar a/jugar a
                     
Paseo al perro a las ocho de la noche

Slide 8 - Slide

Unidad 7; Gramática
Extra uitleg voorzetsels ( a, de, por, con, el)
Zoek per voorzetsel een zin op in je leergang en schrijf deze zin op. Herken je vaste combinaties? vb Tijdsaanduidingen?
1: Por.........
2:¿A............
3:
4:
5:

Slide 9 - Slide

Zoek per voorzetsel een zin op in je leergang en schrijf deze zin op. Herken je vaste combinaties? vb Tijdsaanduidingen? Voorzetsel: por

Slide 10 - Open question

Unidad 7; Gramática
Oefenen ( a+el=al) (a+la) ( de+la) en (de+el=del)Denk aan vaste combinaties
Juego.................el baloncesto
Salimos ............................la clase
LLamo...........................el hombre
Venimos..................el instituto
Llamamos...................la profesora
Mañana vamos.................el cine
Nos vemos a las dos..............la tarde





Slide 11 - Slide

Nieuwe onregelmatige ww / ww met klinkerwisseling
Werkwoorden(Www)
Vervoeg in juiste vorm
yo
Salir
ducharse
él/ella/usted
ponerse
nosotros
acostarse
vosotros
volver
ellos/ellas/ustedes
vestirse

Slide 12 - Slide

vervoeg: 1) salir -yo 2) acostarse - ella

Slide 13 - Open question

Unidad 7; Vocabulario
Herhaling: Vul in. Beantwoord in het Spaans
Welke dag is het vandaag?
Hoy es..................el..............de....................
In welk seizoen zitten we? Estámos en...........
Welke maanden horen tot dit seizoen? ...........

Slide 14 - Slide

Unidad 7; Woordenschat
Vertaal:
El tiburón=                                              Los Reyes Magos=
La vaca=                                                   La navidad=
El caballo=                                               Despertarse=
El cerdo=                                                  El año nuevo=                                                 
El delfin=                                                  El mono=
La gallina=                                               La naturaleza=                                               

Slide 15 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 16 - Slide

Unidad 7; Gramática

Slide 17 - Slide