thema 5 B5 de huid

Hallo allemaal!





Fijn om jullie weer te zien!
  • Log in in lessonup
  • We herhalen B4 (de nieren)
  • We bespreken B5 (de huid)
  • De overgebleven tijd gaan jullie zelfstandig aan het werk
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hallo allemaal!





Fijn om jullie weer te zien!
  • Log in in lessonup
  • We herhalen B4 (de nieren)
  • We bespreken B5 (de huid)
  • De overgebleven tijd gaan jullie zelfstandig aan het werk

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doorsnede van de nier

Slide 3 - Slide

Nefronen
Liggen in het nierschors/merg
Ongeveer miljoen per nier. 
Hier wordt de urine gevormd.
Ultrafiltratie
Terugresorptie 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat is geen functie van de nieren?
A
Overtollige stoffen zoals water en zouten verwijderen
B
Giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen afbreken en verwijderen
C
Zorgen voor homeostase in pH en osmotische waarde van het bloed
D
Afbraakprodukten vanuit de lever zoals ureum verwijderen

Slide 6 - Quiz

Wat is waar (bij een gezond persoon)?
A
Glucose zit wel in voorurine, niet in urine
B
Glucose zit zowel in voorurine als urine
C
Glucose zit niet in voorurine of urine
D
Glucose zit niet in voorurine, wel in urine

Slide 7 - Quiz

Als je een hoge bloeddruk hebt, krijg je dan meer of minder voorurine of maakt dat niet uit?
A
Meer
B
Minder
C
Maakt niet uit

Slide 8 - Quiz

Bloedplasma bevat eiwitten, urine normaal gesproken niet. Hoe komt dat?
A
Eiwitten worden actief teruggeresorbeerd uit voorurine
B
Eiwitten verlaten de voorurine passief door diffusie
C
Eiwitten worden door ADH teruggeresorbeerd
D
Eiwitten zijn te groot om via ultrafiltratie in de voorurine te komen

Slide 9 - Quiz

Welke zin is waar?
A
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde,daardoor meer terugresorptie
B
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde, daardoor meer terugresorptie
C
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde, daardoor minder terugresorptie
D
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde,daardoor minder terugresorptie

Slide 10 - Quiz

Als er meer ADH afgegeven wordt
A
Wordt je urine lichter van kleur en stijgt de osmotische waarde van het bloed
B
Wordt de urine donkerder van kleur en stijgt de osmotische waarde van het bloed
C
Wordt je urine lichter van kleur en daalt de osmotische waarde van het bloed
D
Wordt je urine donkerder van kleur en daalt de osmotische waarde van je bloed

Slide 11 - Quiz

De huid
De huid
B5 De huid

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Opperhuid
hoornlaag: dode cellen die de bovenste laag vormen van de huid.

kiemlaag: levende delende cellen die voor nieuwe stukken huid zorgen

Slide 14 - Slide

De lederhuid
Hier liggen zenuwcellen, uitlopers van zenuwcellen, haarspiertjes, bloedvaten en zweetklieren. 

Tatoeage wordt gezet in de lederhuid. Je lichaam wil dat afvoeren, maar de pigmentdeeltjes zijn te groot. Om je toch te ‘beschermen’ kapselt de lederhuid de inkt in.

Slide 15 - Slide

een tatoeage wordt
gezet in de ....
A
hoornlaag
B
lederhuid
C
onderhuids bindweefsel
D
Kiemlaag

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Zweten
In de lederhuid
Veel zweetklieren bij elkaar zoals je handen, voeten en oksels.
De zweetklieren maken zweet dat door een afvoerbuisje naar de opening van de huid (porie) gaat. Door verdamping koelt je lichaam af.
Meestal ruik je het zweet niet
maar in de puberteit.....

Tijdens de puberteit ontstaan er meer zweetklieren in de oksels. Deze maken olieachig zweet. Als dat zweet in aanraking komt met bacteriën, gaat het ruiken. 
Gebruik van deodorant verbergt die geur. 

Slide 21 - Slide

Thermoregulatie door de huid
Temperatuur te laag?
haarspiertjes trekken samen
slagadertjes onder de huid vernauwen

Temperatuur te hoog?
haarspiertjes ontspannen
slagadertjes onder de huid verwijden
zweetproductie in de zweetklieren

Slide 22 - Slide

Waarom moet je baby's
dikker aankleden dan
volwassenen?
A
Omdat ze een grotere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
B
omdat ze een kleinere oppervlakte hebben vergeleken met hun inhoud
C
omdat hun cellen nog niet veel mitochondriën hebben
D
omdat hun cellen langzamer werken

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

de huid in het nieuws

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Slide

Afsluiting van de les
Maak 33 t/m 36 voor de volgende les en leer het thema
Tevens afsluiting van het hoofdstuk

Slide 28 - Slide