Grammatica Brugklas V5

Grammatica hoofdstuk 5
Persoonlijk & bezittelijk voornaamwoord
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica hoofdstuk 5
Persoonlijk & bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

1e, 2e & 3e persoon
  • 1e persoon
  • 2e persoon
  • 3e persoon
ik, wij
jij, u, jullie
hij, zij, ze

Slide 2 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
  • Onderwerp
  • Voorwerpsvorm 
  • 1e - 2e - 3e persoon

Slide 3 - Slide

Het persoonlijk voornaamwoord
  • Onderwerp
  • Voorwerpsvorm 
  • 1e - 2e - 3e persoon

Slide 4 - Slide

Het woordje "het"

Slide 5 - Slide

Het woordje "het"
  • Zelf 1 zinsdeel
  • Niet als lidwoord 
Het boek is van hem.
Het is van hem.

Slide 6 - Slide

Zij, hun & hen
c
c
c
c
c

Slide 7 - Slide

Zij, hun & hen
c
c
c
c
c

zij
hun
hen
onderwerp
nooit onderwerp
nooit onderwerp
mv zonder vz
lv & mv met vz

Slide 8 - Slide

Zij, hun & hen
c
c
c
c
c
Zij kunnen dat.                        Hun kunnen dat. XXX
Hij geeft hun een boek.       Hij geeft een boek aan hen.
zij
hun
hen
onderwerp
nooit onderwerp
nooit onderwerp
mv zonder vz
lv & mv met vz

Slide 9 - Slide

Welke woorden zijn de persoonlijke voornaamwoorden in de volgende zin?
"Ik heb mijn boek aan hem uitgeleend."
A
aan hem
B
ik, mijn
C
ik, hem
D
mijn, hem

Slide 10 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de volgende zin?
"Lisa koopt ze in het winkeltje van haar oom."

Slide 11 - Open question

Oefenen - opdracht 3
A. "Sorry, juf, ik ben het vergeten."


B. "Kunt u even op ons wachten?"

Slide 12 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
  • Gaat over een bezit
  • Voor een zelfstadig naamwoord
  • Zelfstandig gebruikt

Slide 13 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
  • Gaat over een bezit
  • Voor een zelfstadig naamwoord
  • Zelfstandig gebruikt

Slide 14 - Slide

Let op!
  • Dit zijn jullie boeken. --> jullie = bezittelijk voornaamwoord
  • Deze boeken zijn van jullie. --> jullie = persoonlijk voornaamwoord

Slide 15 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de volgende zin?
"Op onze school gebruiken we Ipads."
A
onze
B
onze school
C
we
D
onze, we

Slide 16 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de volgende zin?
"Hij heeft mijn boeken aan hen gegeven."

Slide 17 - Open question

Wat zijn de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in de volgende zin?
"Het boek dat zij leest, is van jou."

Slide 18 - Open question

Oefenen - opdracht 5
A. "In ons sportcentrum ben je van harte welkom."


B. "Vanwege zijn gezondheid loopt hij zijn rondjes."

Slide 19 - Slide

Oefenen - opdracht 6A


"Bij de oorsprong van de Rijn lag goud."

Slide 20 - Slide

Oefenen - opdracht 6B


"De familie Wanders wilde er kamperen."

Slide 21 - Slide

In het kort
bezittelijke voornaamwoorden

Slide 22 - Slide

In het kort
  • psv --> personen of dingen
    (voorzetsel) + psv
  • bzv --> geeft bezit aan  
    bzv + zelfstandig naamwoord
    lidwoord + bzv
wij, aan jou

zijn koekjes
de mijne

Slide 23 - Slide