Oefenen Se 402 H6 en H7

Oefenen SE 402
Hoofdstuk 6 t/m 7 
Pincode 6e editie 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Oefenen SE 402
Hoofdstuk 6 t/m 7 
Pincode 6e editie 

Slide 1 - Slide

Een staatsschuld ontstaat door in de jaren met een begrotingstekort:
A
Geld uit te geven
B
Geld te lenen
C
Geld te sparen
D
Geld te hebben

Slide 2 - Quiz

Geef (door middel van slepen) aan of de genoemde belasting een vorm van directe of indirecte belasting is.
Directe belastingen
Indirecte belastingen
BTW
Loon en inkomstenbelasting
Accijns
Vennootschapsbelasting
Motorrijtuitenbelasting
Invoerrrechten

Slide 3 - Drag question

Geef (door middel van slepen) aan wat wel / niet gevolgen zijn van economische groei. 
Wel
Niet
Minder overheidsuitgaven
Meer subsidie voor bedrijven
Meer subsidie voor bedrijven
Minder welvaart

Slide 4 - Drag question

In welk land is sprake van een progressief belastingtarief?

Verklaar je antwoord met een berekening.

Slide 5 - Open question

Estland is een van de weinige landen met één tarief van 26% inkomstenbelasting. Sommige politici in ons land zouden ook graag zo'n vlaktaks willen, al zou het percentage dan wel hoger worden dan in Estland.

Noem een argument vóór en een argument tegen de vlaktaks.

Slide 6 - Open question

Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-. Daarnaast heeft ze net een huis gekocht van € 300.000 met een hypotheek van € 250.000,-. De hypotheekrente bij de bank is 4,5%. Het eigen woningforfait is 0,55%, de WOZ-waarde is € 270.000,-.
Bereken haar belastbaar inkomen.

Slide 7 - Open question

Sommige politieke partijen vinden de inkomensverschillen in Nederland te groot. Bedenk twee overheidsmaatregelen om de inkomens te nivelleren.

Slide 8 - Open question

Leg uit waarom nivellering ervoor kan zorgen dat er aan de bovenkant van de arbeidsmarkt minder goed geconcurreerd kan worden.

Slide 9 - Open question

Bekijk de bron. Marco en Jennifer hebben een aardig vermogen opgebouwd. Op 1 januari hadden zij op hun spaarrekeningen een bedrag van € 51.000 staan. De waarde van hun beleggingen in aandelen en staatsobligaties was op dat moment € 133.000.
Bereken het bedrag van Marco en Jennifer aan belasting verschuldigd zijn in box 3.

Slide 10 - Open question

1 =                                               Kies uit:
2 =                                                  
3 =                                                 
4 =                                                 
5 =                                                  
6 =                                                  
Na een periode van hoogconjunctuur belandt een economie vaak in een recessie. Volgens een econoom is zo’n recessie nodig om de nadelige gevolgen van hoogconjunctuur ongedaan te maken.Volgens deze econoom zal in een recessie de krapte op de arbeidsmarkt …(1)…, waardoor het voor bedrijven …(2)… wordt om personeel te vinden. Veel bedrijven zullen hun prijzen …(3)…, waardoor de inflatie ...(4)…. Het begrotingstekort van de overheid zal …(5)…, doordat de belastingontvangsten …(6)…, terwijl de uitgaven moeilijk kunnen worden aangepast.
afnemen
toenemen
makkelijker
moeilijker
verhogen
verlagen
afneemt
toeneemt
afnemen
toenemen
dalen
stijgen

Slide 11 - Drag question

In de bron zie je de Lorenzcurve van Batswana, een land met 20 miljoen inwoners.
Het totale bruto inkomen van dit land is €450 miljard.

Bereken het gemiddelde bruto inkomen dat verdiend wordt door de rijkste 20% van de bevolking.

Slide 12 - Open question

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.

1. Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2. Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3. Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.

Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 13 - Quiz

Welke zin geeft de kenmerken van een open economie?
(er zijn 2 antwoorden goed)
A
Het land heeft een lage importquote en een lage exportquote.
B
Het land heeft weinig last van economische problemen in andere landen.
C
Het land profiteert van economische groei elders in de wereld.
D
Het land voert veel goederen in en voert veel goederen uit.

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurt er met de prijs van een product als de producent exportsubsidie krijgt?
A
wordt hoger
B
wordt lager

Slide 15 - Quiz



Nederland importeert producten uit landen buiten Europa. Hieronder staan drie tussenstappen die laten zien waarom de EU protectiemaatregelen neemt.


1. Banen verdwijnen 

2. Nederlandse bedrijven verkopen minder. 

3. In Nederland worden minder producten gemaakt.


Zet de nummers van de tussenstappen in de goede volgorde.


import
protectie-maatregelen
1
2
3

Slide 16 - Drag question

Fiona koopt een appartement in Maassluis voor € 300.000. Na twee jaar wordt de woning door de makelaar getaxeerd op € 320.000. De WOZ-waarde van de woning is € 280.000.

Bereken met behulp van de bron het EigenWoningForfait.

Slide 17 - Open question

Leg uit wat er met de concurrentiepositie van Nederland gebeurt als de wisselkoers van de € stijgt.

Slide 18 - Open question

Geef een verklaring voor het feit dat van de Nederlandse export het grootste gedeelte naar landen binnen de EU gaat.

Slide 19 - Open question

Bekijk de bron.
Leg uit wat er gaat veranderen aan de invoerrechten van Turkije, als Turkije lid is van de EU.

Slide 20 - Open question

Astoenië is een van de belangrijkste koffieproducenten van de wereld. Toch is het maar een kleine producent vergeleken met Brabantië (zie bron). Brabantië levert één derde (1/3) van de wereldproductie van koffie. Bereken in één decimaal hoeveel procent van de wereldproductie van koffie in Astoenië wordt geproduceerd. Schrijf je berekening op.

Slide 21 - Open question

Om de Europese handel te beschermen, heft de overheid invoerrechten. Anna zegt: “Niet iedereen zal blij zijn met de invoerrechten van Nederland".

Benoem twee partijen die nadeel hebben bij het heffen van invoerrechten door de overheid en leg uit waarom zij nadeel hebben.

Slide 22 - Open question

Uit onderzoek van het Centraal Plan Bureau (CPB) bijkt dat de gevolgen voor Nederland van het groeien van de Chinese economie niet alleen maar negatief zijn. Volgens het onderzoek bespaart een Nederlands huishouden als gevolg van de economische groei van China € 20 per maand.

Geef een verklaring voor deze besparing.

Slide 23 - Open question

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
Goed / dienst
Geldstroom
Goed / dienst
Geldstroom
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 24 - Drag question

Om te voorkomen dat de export van een land sterk terug zal lopen, zoeken landen naar mogelijkheden om de (sterke) exportpositie te kunnen
behouden. Vaak wordt dan loonmatiging genoemd.

Verklaar hoe loonmatiging kan leiden tot een groei van de export.

Slide 25 - Open question

Het feit dat Nederland deel uitmaakt van de Europese Unie (EU) wordt door veel economen positief beoordeeld. Dat komt omdat de EU ook een economische unie is. Een economische unie geldt als verklaring dat de Nederlandse export naar landen van de EU zo’n groot aandeel heeft in de totale export van Nederland.

Leg uit waarom binnen een economische unie de export wordt bevorderd.

Slide 26 - Open question

De Europese Unie besteedt veel geld aan exportsubsidies in de landbouwsector. Dit systeem van exportsubsidies belemmert een vrije handel. Vooral de ontwikkelingslanden hebben nadeel van dit beleid.

Verklaar waarom sommige ontwikkelingslanden nadeel van deze exportsubsidies hebben.

Slide 27 - Open question

Ontwikkelingslanden blijven in een vicieuze cirkel van armoede zitten door een slecht wegennet.
Lees de vier onderstaande stappen.
1 Het kost boeren veel tijd kwijt om hun producten te vervoeren.
2 Boeren houden weinig tijd over voor het werk op het land.
3 Er is geen geld om betere wegen aan te leggen.
4 Boeren produceren weinig en verkopen dus ook weinig.

A
Armoede - 1 - 2 - 3 - 4
B
Armoede - 1 - 3 - 4 - 2
C
Armoede - 3 - 4 - 1 - 2
D
Armoede - 3 - 1 - 2 - 4

Slide 28 - Quiz