Afmaken / verbeteren: - Paragraf A, B, C, D, H, G - Wiederholung 4 - Slim Stampen
Ziele
Je kunt de regels voor de uitgangen van ein- en kein- toepassen.
Je kent de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 2 - Slide
Bij welke woorden komt een 'e' achter 'ein' & 'kein'?
A
mannelijk woorden (der)
B
vrouwelijke woorden (die)
C
onzijdige woorden (das)
D
meervoud woorden (die)
Slide 3 - Quiz
Welke woorden gaan niet samen met 'ein'?
A
mannelijk woorden (der)
B
vrouwelijke woorden (die)
C
onzijdige woorden (das)
D
meervoud woorden (die)
Slide 4 - Quiz
Vul de juiste vorm van 'een' of 'geen' in. (geen) .... Obst (een) .... Tasse (geen) .... Teller (mv) (een) ... Salat
Slide 5 - Open question
Voorkennis
Je hebt geleerd dat:
het onbepaalde lidwoord in het Duits 'ein' of 'eine' is.
Je hebt geleerd dat 'geen' in het Duits 'kein' of 'keine' is.
Je hebt geleerd dat je een 'e' als uitgang krijgt bij de vrouwelijk woorden en meervoud.
Je leert nu het bezittelijk voornaamwoorden kennen.
Slide 6 - Slide
die Possesivpronomen
Je hebt de 'persoonlijk voornaamwoorden' al geleerd. Deze wijzen een persoon aan. De persoonlijk voornaamwoorden zijn:
Slide 7 - Slide
Je leert nu de bezittelijk voornaamwoorden kennen. Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan of geeft aan dat iets bij iemand hoort. Bijvoorbeeld: Dat is mijn tas. Ik zie jouw fiets.
Slide 8 - Slide
Kijk mee in het filmpje in Paragraf E: Grammatik bij Grammatik B
De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgang als de woorden ein(e) en kein(e).
Hier ist ein Glas Wasser. --> Ist das dein Glas?
Let op de verschillende betekenissen van ihr(e)/Ihr(e) en de schrijfwijze van euer/eure: