Kapitel 3 Lektion 1C toets bespreken + uitleg schrijftoets

Hallo Leute! 
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Handy in Telefontasche
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hallo Leute! 
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Handy in Telefontasche
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- (Hausaufgaben 5)
- Uitleg schrijftoets + 
Aufgabe machen 20 
- Klassenarbeit besprechen 15
- Evaluieren + Vorausblick 5

(stencils leerwerk schrijftoets)

Slide 2 - Slide

Kapitel 3 : Wien
Wien, essen & trinken, Einkäufe machen

Am Ende dieser Stunde: 
- weet ik welke fouten ik in de toets heb gemaakt
- weet ik hoe ik me op de schrijftoets kan voorbereiden (leerwerk stencil)










Slide 3 - Slide

Die Hausaufgaben




Slide 4 - Slide

Datum Schreibtest

H2a: di 23 excursie
woe 24, do 25
A2a: di 23
woe 24, do 25




Slide 5 - Slide

Schreibtest
  • 4 onderdelen
  • 1: Formulier invullen (naam, adres etc)
  • Postleitzahl  
  • Geschlecht  
  • Ort
  • Geburtsort
  • Max. 10 punten




Slide 6 - Slide

Schreibtest
  • 2: zinnen schrijven met modale werkwoorden  (dagen + maanden!)
Voorbeeld:
Tennis spielen - hij - op maandag - willen

Er will am Montag Tennis spielen.
Am Montag will er Tennis spielen. let op: 'will er'
Er will Tennis spielen am Montag.
punten voor: spelling + werkwoordsvorm+zinsbouw



Slide 7 - Slide

Schreibtest
  • 3: Familieleden beschrijven
  • vb verhaaltje: Piet hat 2 Kinder, Jan und Klaas.
  • Piet .................... von Jan und Klaas. (is de ...)
  • Piet ist der Vater von Jan und Klaas.
  • Jan und Klaas............ von Piet. (zijn de....)
  • Jan und Klaas sind die Kinder von Piet.
  • Punten voor: juiste spelling familielid/werkwoordsvorm/lidwoord (0,5)
                             




Slide 8 - Slide

Schreibtest
  • 4: Personen beschrijven a.h.v. plaatje (3 zinnen à 4 woorden)
  • Das ist Eva.
  • Sie hat braune Haare.
  • Die Hose ist blau.
  • Eva trägt ein grün(es) T-Shirt.
  • Het moeten zichtbare kenmerken zijn!
  • Punten voor: werkwoordsvorm/correcte spelling kleuren en kledingstukken



Slide 9 - Slide

Üben schreibtest: Personen beschreiben

Was?
1.  Beschrijf hoe je buurman/buurvrouw eruit ziet.
2. Beschrijf hoe je er zelf uitziet.
Wie? op blad papier, naam erop!
Beschrijf tenminste 3 kledingstukken of uiterlijke kenmerken en 3 verschillende kleuren p.p. Gebruik tenminste 2 verschillende werkwoorden (sein, haben, tragen)
Hilfe: stencil leerwerk schrijftoets
Wie lange? 10 Minuten
Was machen wir damit? Inleveren! We kijken van elkaar na.











timer
10:00

Slide 10 - Slide

Üben schreibtest: Personen beschreiben

Korrigieren

Let op:
elk goed gespeld kledingstuk/uiterlijk kenmerk = 1 punt
elke goed gespelde kleur = 1 punt
elke goed gespelde werkwoordsvorm = 1 punt











timer
5:00

Slide 11 - Slide

Klassenarbeit besprechen (15 min)




Slide 12 - Slide

Waarbij/waarin heb je vooral fouten gemaakt in de toets?

Heb je een goed beeld van de schrijftoets?


Wat vond je van deze les?
Top:
Tip:

Slide 13 - Slide

Nächste Stunde
Mittwoch, 17. April üben Schreibtest
Donnerstag, 18. April: Lektion 1
Schreibtest:...............................


Müll bitte ins Mülleimer werfen
Warten bis es klingelt
Stuhl unter den Tisch 
Danke schön !


Slide 14 - Slide