Dit is mijn huis

• NT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Dit is mijn huis 

Waar woon je?

In wat voor huis woon je?

rijtjeshuis

een appartement

studio

hoekwoning

Met wie woon je? 

stelt de vraag aan 

Hoeveel kamers heeft jou huis?

Wat vind je fijn in je huis? 

stelt de vraag aan 

Wat vind je niet zo fijn in je huis?

Heb je een fijne straat? 

stelt de vraag aan 

Wil je in een ander huis wonen?

Praat je met de buren? Wat zeg je? 

stelt de vraag aan 

Hoe kunnen je buren jou helpen?

Waar zit je het liefst in je huis? 

stelt de vraag aan 

Welke meubels heb je?

Wat kun je goed? Kun je iemand helpen? 

stelt de vraag aan

Waar koop je meubels?

Welke kleur vind je mooi en welke niet? 

stelt de vraag aan

Ik....

1. slaap
2. heeft
3. bent
4. kijkt

Je....

1. woon
2. ben
3. koopt
4. vinden

We....

1. werkt
2. gaat
3. woon
4. werken

Hij/Ze....

1. is
2. kijk
3. bent
4. hebt

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden'

Alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.

Werkwoord

Geen werkwoord

huis

goede

verhuizen

heb

zijn

hond

tafel

bloempje

tas

rood

tent

bijzonder

denken

lopen

huilen

moeten

wil

geeft

Werkwoord zijn

bent

zijn

ben

zijn

is

ik

je

hij/ze

we

jullie

ze/jullie

Werkwoord hebben

hebben

hebt

hebben

heeft

heb

ik

jij

hij/ze

we

jullie

ze/jullie

Wat is goed?

1. Je bent geslapen
2. Hij kijkt voetbal
3. Jullie eten willen
4. We komt kijken

Wat is goed?

1. We helpt willen
2. Hij wil helpen
3. Hij willen helpt
4. Hij willen helpen

Wat is een goede zin?

1. Lisa en Sem in een flat wonen
2. Wonen in een flat Lisa en Sem
3. In een flat Lisa en Sem wonen
4. Lisa en Sem wonen in een flat

Ik

Je/U

Hij/Ze

We/Jullie/Ze

slaap 

hebt

is

woon

hebben

bent

zijn

heeft

werk

koopt

gaat

wonen

kies

woont

werkt

werken

kijk

kijkt

betaalt

vinden

deel

helpt

komt

willen

Ik vond deze les....

😒🙁😐🙂😃