- weten wanneer je wel/geen hoofdletter gebruikt (§Spelling)
- weten wanneer je aanhalingstekens gebruikt en met welke andere leestekens je ze combineert (§Spelling)
- persoonsvormen goed kunnen spellen (§Werkwoordspelling)
- weten hoe zinnen worden opgebouwd (§Formuleren)
- kunnen variëren in zinslengte (§Formuleren)
- kunnen beoordelen of een tekst betrouwbaar is (§Lezen)