meetpunt werkwoorden 2N

meetpunt werkwoorden 2N
Doel: je krijgt een beeld in hoeverre je de Franse werkwoorden op dit moment beheerst. 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

meetpunt werkwoorden 2N
Doel: je krijgt een beeld in hoeverre je de Franse werkwoorden op dit moment beheerst. 

Slide 1 - Slide

Wat moet je kennen van de werkwoorden
1. De regelmatige werkwoorden op -ER in de présent + passé composé 
2. De onregelmatige werkwoorden: avoir, être, aller, faire, pouvoir en vouloir  in de présent + passé composé

Slide 2 - Slide

De regelmatige werkwoorden op -ER 
Doelen: 
Ik kan de werkwoorden parler, habiter, regarder, donner, trouver, chercher, bavarder, etc correct vervoegen 
Ik kan het onderwerp van de zin herkennen

Slide 3 - Slide

Opdracht A 
Vervoeg de werkwoorden in de présent

Slide 4 - Slide

Est-ce que tu (habiter) aux Pays-Bas?

Slide 5 - Open question

Mon père (travailler) dans une entreprise.

Slide 6 - Open question

Les garçons (chercher) un beau restaurant pour les filles.

Slide 7 - Open question

Moi et ma mère (visiter) le musée.

Slide 8 - Open question

Vous (trouver) la solution?

Slide 9 - Open question

Opdracht B
Vervoeg de werkwoorden in de passé composé

Slide 10 - Slide

Est-ce que tu (habiter) aux Pays-Bas?

Slide 11 - Open question

Mon père (travailler) dans une entreprise.

Slide 12 - Open question

Les garçons (chercher) un beau restaurant pour les filles.

Slide 13 - Open question

Moi et ma mère (visiter) le musée.

Slide 14 - Open question

Vous (trouver) la solution?

Slide 15 - Open question

Opdracht C 
Vervoeg de werkwoorden in de présent

Slide 16 - Slide

Toi et tes parents (aller) en Espagne.

Slide 17 - Open question

Elles (être) chez le docteur.

Slide 18 - Open question

La voiture (être) très belle.

Slide 19 - Open question

Nous (avoir) un test de grammaire.

Slide 20 - Open question

Est-ce que les écoles (avoir) une cantine?

Slide 21 - Open question

Opdracht D 
Vervoeg de werkwoorden in de passé composé

Slide 22 - Slide

Toi et tes parents (aller) en Espagne.

Slide 23 - Open question

Elles (être) chez le docteur.

Slide 24 - Open question

La voiture (être) très belle.

Slide 25 - Open question

Nous (avoir) un test de grammaire.

Slide 26 - Open question

Est-ce que les écoles (avoir) une cantine?

Slide 27 - Open question

Opdracht E 
Welke beweringen zijn correct?

Slide 28 - Slide

De passé composé wordt gevormd door:
A
het werkwoord avoir en être
B
het werkwoord avoir of être en een voltooid deelwoord
C
het werkwoord aller
D
het voltooid deelwoord

Slide 29 - Quiz

de présent van de onregelmatige werkwoorden:
A
vorm je door een STAM te gebruiken
B
vorm je door een uitgang erachter te plakken
C
vorm je door elke vorm apart te leren
D
vorm je door te raden welke vorm volgt.

Slide 30 - Quiz

de présent van de regelmatige werkwoorden kent de uitgangen:
A
e-es-e-ons-ez-ent
B
as-a-a-avons-avez-ont
C
suis-es-est-sommes-êtes-sont
D
est-est-e-sont-vont-allez

Slide 31 - Quiz

Opdracht F
wit: Geef antwoord op de volgende vragen. Gebruik cijfers voor jouw antwoorden. 

blauw: Geef antwoord in de vorm van een kort bericht naar je beste vriendin.

Slide 32 - Slide

Je bent op vakantie geweest in Portugal. Je bent pas terug van vakantie en je wilt jouw vriend(in) schrijven. Vertel over de volgende punten:
1. Waar je op vakantie bent geweest.
2. Wat je op vakantie hebt gedaan.
3. Wat je op vakantie hebt gegeten.

Slide 33 - Open question

EINDE TOETS

Slide 34 - Slide