Cap 2 - les 2 + 3

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡Bienvenido a la clase de español! 

Continuamos con el Capítulo 2

Dos preguntas cotidianas

¿Cuál es la fecha de hoy?

¿Qué tiempo hace hoy?

Verbeterpunten: presente perfecto

Mira bien:

Om welke persoon gaat het?

regelmatig/

onregelmatig

Verbeterpunten: verbo gustar

Verbeterpunten: ww onregelmatige ik-vorm

Frases clave

Tip: Let op welke persoon gevraagd wordt.

Hola,

Me gusta escuchar música. Me gusta la música pop. Me gusta tocar la guitarra. ¿Has ido al último concierto de .....?
¿Cuál es tu pasatiempo favorito? 

Adiós

Reflectie:
1. Hoe heb je geleerd?
2. Wat ging goed?
3. Waar kan ik nog extra aandacht aan besteden?
4. Hoe ga ik dit aanpakken voor een volgende repetitie?

Me gusta mucho comer y la comida en general

0100

Welke Spaanse woorden ken je die met eten en drinken te maken hebben?

Plan de clase

• Seguir con el capítulo 2: escuchar y leer un texto 
• Vamos a aprender los 'vraagwoorden'
  ¿¿Qué?? ¿¿¿Cómo???
• Deberes

Les in twee delen 

¿Qué vemos en las fotos aquí? Menciona un mínimo de cinco palabras de quizlet/studygo

una terraza

el postre

el pescado

la carta

la cuenta

el limón

Piensa y responde a las siguientes preguntas (en holandés)

1. ¿Dónde están Inés y Pedro?

2. ¿Qué día es?

3. ¿Qué significa 'para tomar algo' ?

Escuchamos y leemos juntos

Elige las respuestas correctas

1. Pedro heeft nog niets / al wel iets gegeten

2. Pedro houdt wel / niet van Mexicaans eten

3. Inés heeft veel / niet zo veel honger

4. Inés. nodigt Pedro uit om morgen / overmorgen te komen eten

5. Pedro gelooft wel / niet dat Inés goed kan koken

Ahora hacer ejercicio 4 - completo

¡Bienvenido a la clase de español! 

¡Qué aproveche!

Dos preguntas cotidianas

¿Cuál es la fecha de hoy?

¿Qué tiempo hace hoy?

Plan de clase

Seguir con el capítulo 2 ¡Qué aproveche!

• Controlar los deberes: ej. 3, 4, 5
• Vamos a aprender los 'vraagwoorden'
  ¿¿Qué?? ¿¿¿Cómo??
  
  
  Lesdoel: "Ik ken en kan de vraagwoorden in het Spaans toepassen"
  

Les in twee delen 

Controlar y corregir los deberes

3, 4, 5

Ejercicio 4

Ejercicio 5

Welke vraagwoorden ken je al in het Spaans?

Wat valt er op? 

En weet je de betekenis van alle?

Fuente D libro de texto

p20

¿Dónde…?

¿Cuándo…?

¿Cómo…?

¿Cuánto/a/

os/as…?

¿Por qué…?

¿Quién/

quiénes…?

Waar...?

Wanneer...?

Hoe...?

Hoeveel...?

Waarom...?

Wie...?

Maak nu 3 vraagzinnen in het Spaans. Gebruik verschillende vraagwoorden.

¡Ahora a trabajar!

1. Hacer: ejercicios 6, 7, 8, 14 

2. Estudiar: Quizlet/Studygo 2.3 + 2.4

Opdracht 6 en 7 zijn luisteropdrachten, dus goede oefening voor vrijdag!

Heb je het lesdoel behaald?
"Ik ken en kan de vraagwoorden in het Spaans toepassen"

0100

De 3 categorieën vraagwoorden

Categorie 1: eenvoudig

¿ Dónde?         Waar

¿A dónde?       Waarheen

¿De dónde?     Waar vandaan

¿ Cuándo?      Wanneer

¿ Cómo?          Hoe

¿ Por qué?      Waarom

Categorie 2

Deze vraagwoorden nemen het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen over.

   

¿Quién? ¿Quiénes?                  🡪 Wie?

¿Cuánto/a? ¿Cuántos/as?    🡪 Hoeveel?

LET OP!!

=> Als Cuánto met het werkwoord COSTAR (kosten) wordt gebruikt verandert cuánto niet!!!

Categorie 3:        qué - wat, cuál(es) - wat/welke

Qué en cuál = WAT en WELKE