* Asking: Excuse me..., Could you..., How do we.., Do you know..., * Telling: Go..., walk...,take..., it's...,turn, cross straight on, along baker street, the second left, next to the supermarket, left, the street * Clip
Slide 14 - Slide
Schrijf een situatie op waarbij je dit nodig zou hebben:
- How do we get to Harrods? - Do you know where Oxford Street is?
- Kunt u me vertellen waar het dichtstbijzijnde metrostation is? - Het is tegenover de kerk.
- Het is aan het eind van de straat.
- Sla linksaf bij de verkeerslichten. - Sla linksaf op het kruispunt.
timer
3:00
Slide 16 - Slide
Stone 15: check
- Hoe komen we bij Harrods? - Weet u waar Oxford Street is? - Could you tell me where the nearest Underground station is?
- It’s opposite the church.
- It’s at the end of the street.
- Turn left at the traffic lights. - Turn left at the crossroads.
Slide 17 - Slide
Grammar 16: can and could
* Om te zeggen dat (iemand) iets kan of niet kan. * Om te zeggen dat iets zou kunnen. (suggestie)
Slide 18 - Slide
Als (iemand) iets kan gebruik je
A
Don't
B
could
C
can
D
cannot
Slide 19 - Quiz
Als (iemand) iets niet kan gebruik je
A
can't
B
don't
C
could
D
cannot
Slide 20 - Quiz
Als iets (of iemand) iets zou kunnen
A
could
B
cannot
C
can
D
couldn't
Slide 21 - Quiz
Maak vragend: I can help you
timer
0:08
Slide 22 - Open question
Maak vragend: You can show me how to write in English.
timer
0:08
Slide 23 - Open question
Could is netter dan can
A
niet waar
B
waar
Slide 24 - Quiz
Maak een vraagzin met 'could'
timer
0:08
Slide 25 - Open question
Grammar 17: Imperative
* Als iemand iets moet doen
* Begin zin met hele werkwoord (zonder to) Cross the bridge. Turn right.
* Voor aanwijzing, bevel, advies geven of waarschuwen Be careful! Mind your step! * Als iemand iets niet moet doen start je zin met: Don't. Don't use that bridge (it isn't safe).
* Om aan te geven wat iemand van plan is om te doen of wat er gaat gebeuren: Subject + to be + going to + verb + what Jenika + is + going to + visit + her friends and family in England
* De vragende vorm maak je door de vorm van to be vooraan te zetten Example: Is Jenika going to visit friends and family in England?
* Je maakt het ontkennend door not achter de vorm van to be te zetten. Example:I am not/ I’m not going to / We aren’t going to.