Spelling Blok 5 Grammatica

Wat is de persoonsvorm van de zin?

In het web zit de kruisspin te wachten op zijn prooi.
A
In het web
B
zit
C
wachten
D
prooi
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 2,6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat is de persoonsvorm van de zin?

In het web zit de kruisspin te wachten op zijn prooi.
A
In het web
B
zit
C
wachten
D
prooi

Slide 1 - Quiz

Wat is het onderwerp van de zin?

In het web zit de kruisspin te wachten op zijn prooi.
A
In het web
B
zit
C
de kruisspin
D
zijn prooi

Slide 2 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?

Deze pudding heeft mijn oma gemaakt.
A
Deze pudding
B
oma
C
mijn oma
D
gemaakt

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp van de zin?

De vader van Mike is officier in het leger.
A
De vader
B
officier
C
Mike
D
De vader van Mike

Slide 4 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord van de zin?

Wij hebben een plattegrond van het bouwwerk gemaakt.
A
hebben
B
gemaakt
C
plattegrond
D
bouwwerk

Slide 5 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord van de zin?

Zij is vroeg naar bed gegaan.
A
bed
B
Zij
C
is
D
gegaan

Slide 6 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van de zin?
Hij heeft zijn toets goed geleerd.
A
heeft
B
geleerd
C
Hij
D
toets

Slide 7 - Quiz

Wat is het lidwoord van de zin?

Mijn meester is de beste in voorlezen.
A
is
B
in
C
mijn
D
de

Slide 8 - Quiz

Wat is het stoffelijk bijv.nw in de zin?

De oude zwerver sliep in een kartonnen doos.
A
oude
B
kartonnen
C
sliep
D
doos

Slide 9 - Quiz

Wat is het voorzetsel van de zin?

Weet jij uit welk boek de juf nu voorleest?
A
uit
B
welk
C
de
D
nu

Slide 10 - Quiz

Wat is het voorzetsel van de zin?

De hond loopt meteen naar zijn baasje.
A
loopt
B
meteen
C
naar
D
zijn

Slide 11 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?

De grote fontein is uitgezet.
A
fontein
B
grote
C
is
D
uitgezet

Slide 12 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin?

Ik trek mijn poncho aan, zodat ik niet nat word.
A
aan
B
poncho
C
trek
D
zodat

Slide 13 - Quiz

Wat is het voegwoord van de zin?

Eet Ben zijn bak leeg en drinkt hij genoeg?
A
Eet
B
Ben
C
en
D
leeg

Slide 14 - Quiz

Hoeveel woorden moeten met een hoofdletter?

kan je franse uiensoep ook in frankrijk bestellen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz