WAW 28-2

Interactievaardigheden 
WAW 28-2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Interactievaardigheden 
WAW 28-2

Slide 1 - Slide

Programma
Theorie
werken aan opdracht

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Interactievaardigheden

Slide 6 - Mind map

Interactievaardigheden
Interactievaardigheden zijn de vaardigheden die pedagogisch medewerkers toepassen tijdens de communicatie met alle kinderen op de groep.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Pedagogisch klimaat
Een opvoedingsklimaat waarin kinderen zich sociaal, emotioneel en intellectueel kunnen ontwikkelen. 
Hoe bereik je dit:
 - Door je interactie af te stemmen op het kind, dus kindvolgend te werk te    gaan.
 - Zes interactievaardigheden toepassen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Bart laat de kinderen op de BSO zelf kiezen wanneer ze iets drinken en eten.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Respect voor autonomie
C
Structureren en grenzen stellen

Slide 21 - Quiz

Op de aankleedtafel wil Sarah heel graag op haar buik rollen. Ze mag haar gang gaan en krijgt ondertussen een schone luier.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Respect voor autonomie
C
Structureren en grenzen stellen

Slide 22 - Quiz

Op het schoolplein staat Jan te snikken. Joyce gaat naar Jan toe en troost hem.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Respect voor autonomie
C
Structureren en grenzen stellen

Slide 23 - Quiz

Op de babygroep wordt een vast dagprogramma en ritme gevolgd.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Respect voor autonomie
C
Structureren en grenzen stellen

Slide 24 - Quiz

Kinderen op de BSO bedenken zelf hun vakantieprogramma.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Respect voor autonomie
C
Structureren en grenzen stellen

Slide 25 - Quiz

Aan tafel praat begeleider Bart over de verschillen tussen kinderen onderling en hoe hij verwacht dat er op de BSO met elkaar wordt omgegaan.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Respect voor autonomie
C
Structureren en grenzen stellen

Slide 26 - Quiz

Opdracht
Maak in 2-3tallen een quiz over interactievaardigheden.
Bedenk minimaal 10 vragen

Slide 27 - Slide

O2: Oefenen met interactievaardigheden
Jouw pedagogische interactievaardigheden, oftewel hoe jij met de kinderen omgaat, zijn van grote invloed op hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Verdiep je nog eens in deze interactievaardigheden:
1. Sensitieve responsiviteit (je signaleert en biedt emotionele ondersteuning, veiligheid)
2. Respect voor autonomie (kinderen mogen zelf keuzes maken)
3. Structureren en positief leiding geven (creëren van veiligheid)
4. Praten en uitleggen (uitleg geven over hoe een ander kind zich voelt. Je stimuleert hierbij het inlevingsvermogen)
5. Ontwikkeling stimuleren (zone van naaste ontwikkeling)
6. Interacties tussen kinderen begeleiden (samen werken en samen spelen begeleiden. Je helpt kinderen hun sociale vaardigheden te ontwikkelen)

Slide 28 - Slide

O2: Oefenen met interactievaardigheden
Geef vervolgens in tweetallen per interactievaardigheid minimaal twee praktische voorbeelden van hoe jij dit als pedagogisch werker in de beroepspraktijk laat zien. Verwerk dit in een verslag.


timer
20:00

Slide 29 - Slide

Toepassen van het werkproces als geheel


In deze beroepsopdrachten leer je om zorg te dragen voor een veilig pedagogisch klimaat.

Slide 30 - Slide

T1: Zorgen voor een veilig pedagogisch klimaat
Spreek met je stagebegeleider een moment af waarop jij gaat zorgen voor een optimaal groepsklimaat (een veilig pedagogisch klimaat). Let erop dat je de kinderen de begeleiding geeft die zij nodig hebben en speel in op risicovolle situaties. Tijdens dit moment werk je naast een collega en ben jij niet de eindverantwoordelijke. 

Slide 31 - Slide

T1: Zorgen voor een veilig pedagogisch klimaat
Maak een reflectieverslag van het moment waarop jij gezorgd hebt voor een optimaal groepsklimaat. Je geeft antwoord op de volgende vragen:
- Op welke manier heb je ervoor gezorgd dat alle kinderen voldoende aandacht kregen?
- Op welke manier heb jij gezorgd voor dagritme/structuur?
- Op welke manier heb je rust en zelfvertrouwen uitgestraald?
- Op welke manier heb jij jouw interactievaardigheden ingezet?
- Op welke manier heb jij gewerkt volgens geldende waarden en normen?
- Op welke manier heb jij positief gedrag bij kinderen gestimuleerd?
- Op welke manier heb jij communicatie tussen kinderen onderling gestimuleerd?
- Zijn er risicovolle of opvallende situaties voorgevallen en zo ja, hoe ben je hiermee omgegaan?

Slide 32 - Slide

EINDE WERKPROCES B1-K1-W1

Slide 33 - Slide

Criteria uit examen B

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide