2K grammatica zinsdelen H6

Grammatica zinsdelen H6
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen H6

Slide 1 - Slide

Planning
huiswerk
doel
uitleg
maken zinsdelen
afsluiten

Slide 2 - Slide

Huiswerk: woordenschat H6
Opdracht 3
1 marechaussee
2 heeft te kampen met
3 is voorzien van
4 is belast met (ook mogelijk: heeft te kampen met)
5 passage
6 ambtenaar
7 effect

Slide 3 - Slide

Opdracht 4
1 openstaande
2 effectief
3 begeeft je
4 internationale
5 variëteit
6 associëren
7 chaotisch
Opdracht  5
1 superklein
2 overschot
3 onbeleefd; ongeschikt; antigif; wansmaak; onvoorstelbaar; onzin


Slide 4 - Slide

Opdracht 5
4 afkomst: afkomstig
beweeg: beweeglijk
lui: luiaard
beoefen: beoefening
werkelijk: werkelijkheid
geluid: geluidloos
buig: buigzaam

5 a bovenste deel van een tand of kies
b hoofddeksel van een vorst
c bovenste rand
6 spons
7 eigen antwoord. Bijvoorbeeld: In de sloot leven sponsachtige diertjes, die lijken op een spons.
8 gelegenheid - kleding

Slide 5 - Slide

Opdracht 5
9 kleding om bij bijzondere gelegenheden te dragen
10 kamikaze
11 een actie waarmee iemand zijn eigen ondergang riskeert
12 budget
13 inkomsten en uitgaven berekenen

14 eigen antwoorden. Bijvoorbeeld:
De gelegenheidskleding die ik aanhad op het huwelijk van mijn tante zou ik niet zo snel naar school dragen.
De kamikazeactie van de spits werd door de scheidsrechter beloond met een rode kaart.
Door maandelijks te budgetteren weet ik goed wat mijn uitgaven en inkomsten zijn.

Slide 6 - Slide

Opdracht 6

Slide 7 - Slide

Doel:
Je leert alle zinsdelen die behandeld zijn.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm

Slide 11 - Slide

Zinsdeelproef
Wat kun je allemaal voor de pv zetten?
Mandy wacht op haar moeder.
Op haar moeder  | wacht |Mandy.

Morgen koop ik een nieuwe smartphone.
Ik | koop | morgen | een nieuwe smartphone.
een nieuwe smartphone | koop | ik | morgen

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Gezegde (gez)
Het gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm.

Slide 14 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Je vindt het lijdend voorwerp door in een zin te vragen:
wie/wat + gezegde + onderwerp.

Ik plak mijn band. 

Persoonsvorm (gezegde): plak
Onderwerp: wie plakt? = ik

Vraag: Wat plak ik? = mijn band. 
Lijdend voorwerp = mijn band.


Slide 15 - Slide

Meewerkend voorwerp (mv)
Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen: 
wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.

Voor een meewerkend voorwerp kun je aan of voor zetten of weglaten.

Uitzondering:
Het is geen meewerkend voorwerp wanneer aan of voor voorzetsels zijn:
De auto staat aan de kant van de weg (aan is voorzetsel)
Het schilderij hangt aan de muur (aan is een voorzetsel)
Je stelt dan de vragen: waar staat de auto? / waar hangt het schilderij?

Slide 16 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 17 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • Antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe
  • Blijven vaak als laatste over in de zin
  • Niet elke zin heeft een bijwoordelijke bepaling (bwb)



Slide 18 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
De kip loopt naar het hok.

Slide 19 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
In de winter sneeuwt het soms.

Slide 20 - Open question

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Vis bijt kat

Slide 24 - Open question

Wat is het gezegde?
Vera werd geboren in Zwolle.

Slide 25 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 26 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik geef een cadeau aan mijn tante.

Slide 27 - Open question

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Ik zou in Egypte willen wonen.

Slide 28 - Open question

Maken grammatica zinsdelen H6
opdr. 1 t/m 5
blz. 229+230

Slide 29 - Slide

afsluiten
Huiswerk = grammatica zinsdelen  H6 af
Schrijfopdracht nog niet ingeleverd?

boekdoos = 2 juli

Slide 30 - Slide