Taalbeschouwing les 3

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

  • Je leert wat vooroordelen zijn.
  • Je leert dat er vooroordelen bestaan over mensen die dialect spreken.
  • Je denkt zelf na over je eigen gevoelens bij het horen van dialect.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we:

  • Luisteren naar fragmenten en daar onze gevoelens bij opschrijven.
  • Stellingen bespreken
  • Instructie over vooroordelen.
  • Verschillende spellen spelen.

Slide 3 - Slide

  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands

Slide 4 - Slide

Opdracht
Schrijf voor elk filmpje steekwoorden op:
- Wat valt je op qua woordgebruik en klanken?
- Welk gevoel geeft het fragment jou?
- Heb je vooroordelen?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Antwoorden bespreken

Slide 9 - Slide

Stellingen:
* Mensen die dialect spreken zijn minder goed opgeleid.
* Standaardnederlands klinkt professioneler dan dialect.
* Dialect klinkt vriendelijker dan Standaardnederlands.
* Dialecten zouden meer aandacht moeten krijgen in het onderwijs.

Slide 10 - Slide

Stellingen:
* Mensen die dialect spreken, zijn vaak trots op hun taal.
* Dialecten verdwijnen steeds meer door de invloed van de standaardtaal.
* Dialect spreken is ouderwets en niet nodig in de moderne maatschappij.
* Je kunt het beste standaardtaal gebruiken in formele situaties, zoals op werk of school.
* Door dialecten te spreken, kun je makkelijker contact maken met ouderen.


Slide 11 - Slide

Wat is een vooroordeel?

  • Een mening
  • Een oordeel vooraf zonder kennis over de persoon of groep


Wat is een vooroordeel bij dialect sprekers?

  • Deze mensen zijn dommer.
  • Je bent ouderwets.

Slide 12 - Slide

Speel eigengemaakte 

Slide 13 - Slide

Quiz

Slide 14 - Slide

Wat is moes?
A
witlof
B
stamppot
C
boerenkool
D
Een koolmees

Slide 15 - Quiz

Wat is krange?
A
ziek
B
binnenste buiten
C
kater
D
wind

Slide 16 - Quiz

Wat betekent leuchten
A
het bliksemt
B
iets legen
C
je hart luchten
D
een tukkie doen

Slide 17 - Quiz

Wat is pröttel
A
appels
B
aardappelen
C
het pruttelen van een pan op het gasfornuis
D
rommel

Slide 18 - Quiz

Wat is een bolle?
A
een stier
B
een bierglas
C
een wijnglas
D
een beer, een mannetjes varken

Slide 19 - Quiz

Wat is een huulbessem?
A
een huilebalk
B
een watje
C
een stofzuiger
D
een bezem

Slide 20 - Quiz

Wat is een briggel ?
A
een persoon met ADHD
B
een Achterhoekse snack
C
een bakker
D
een druktemaker

Slide 21 - Quiz

Wat is blökken?
A
studeren
B
spelen in de bouwhoek van een kleuterklas
C
hout kloven
D
hoesten

Slide 22 - Quiz

Wat bunt dikköppe ?
A
kikkervisjes
B
jonge koeien
C
alcoholisten
D
politici

Slide 23 - Quiz

Wat is mieterig?
A
Ik wil de Mie terug
B
boos
C
teveel betaalde huur terug vragen
D
De rug van een gespierd persoon

Slide 24 - Quiz

Wat is een migampe?
A
een mier
B
een wesp
C
een mug
D
een strontvlieg

Slide 25 - Quiz

Wat is een gaffeltange?
A
een nietmachine
B
een oorwurm
C
een snoeischaar
D
een "bitch"

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video