Oefenen voor de eindtoets: h 4 en h 5 herh grammar h4

Wat moet je weten van h. 4?
verschil much en many en meervoudsvormen
Toekomende tijd: present simple/to be going to/ will

Leren voor donderdag 3 juni  alvast
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat moet je weten van h. 4?
verschil much en many en meervoudsvormen
Toekomende tijd: present simple/to be going to/ will

Leren voor donderdag 3 juni  alvast

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Meervoud Engels   

+s achter het woord 
dog = dogs   

Woord op ssh? +es 
kiss = kisses  
 
Woord op medeklinker + -y? +ies 
city = cities
Uitzonderingen   

Kind - kinderen 
Child - children   

Voet - voeten 
Foot - feet   

Man - mannen 
Man - men   

Vrouw - vrouwen 
Woman - women

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Recap
De drie future tenses zijn...
  • present simple future, to be going to & will
Wanneer gebruik je het present simple future?
  • iets volgt een rooster/schema
Waanneer gebruik je 'to be going to'?
  • iemand is van plan om iets te doen
Wanneer gebruik je 'will'?
  • om iets aan te bieden, iets te beloven of een voorspelling te maken

Slide 6 - Slide

Present Simple als Future
De present simple kun je ook gebruiken voor de future (toekomst) als je spreekt over tijdschema’s, roosters en dienstregelingen: (dit noemen we dan de future present simple)

- My work starts at nine o'clock.
- We stay in Paris for one more week.
- The bus leaves in 30 minutes.
Present Simple als Future

Slide 7 - Slide

Present Simple als Future
  • arrive          The bus arrives in one hour.
  • start            The news starts in ten minutes.
  • close          These shops close when it gets dark.
  • finish          What time does your dad finish work?
  • open           The zoo opens at 8 o'clock.
  • end             The film ends at midnight.
  • begin         When does the match begin?
  • depart       My train departs in fifteen minutes.
  • leave          I leave five minutes before school starts. 
Present Simple als Future

Slide 8 - Slide

Do you know when the film .... (begin).
A
begin
B
begins

Slide 9 - Quiz

I have to go now because my train ... (depart) in 5 minutes.
A
depart
B
departs

Slide 10 - Quiz

When .... the next train .... (arrive)?
A
do....arrive
B
does .... arrive

Slide 11 - Quiz

Our classes ... (end) at 4 pm every day.
A
ends
B
end

Slide 12 - Quiz

De volgorde in een Engelse zin
In een normale zin in het Engels hebben de woorden een vaste volgorde.
Voorbeeld: wie, doet wat, waar, wanneer?
My sister - cycled - to school - yesterday.
Dit is voor Nederlanders niet vanzelf sprekend
Mijn zus fietste gisteren naar school.

Slide 13 - Slide

Bepalingen van plaats en tijd
Bepalingen van plaats en tijd staan meestal achteraan in de zin.
Je kunt een tijdbepaling ook vooraan in de zin plaatsen, maar niet in vragende zinnen!!!!
Plaats komt altijd voor tijd!
I saw my teacher in the gym yesterday.
Yesterday I saw my teacer in the gym.

Slide 14 - Slide

Maar waar zet je bijwoorden van frequentie / tijd?

Bijwoorden van tijd ( always, often, sometimes, never, usually, rarely ) geven aan hoe vaak iets wel of niet gebeurt. Zie bladzijde 156 tekstboek.  
Ze staan voor het werkwoord.
Behalve als er een vorm van  to be  in de zin staat. Dan staan ze erachter:
He is often late for work.

Slide 15 - Slide

Wie
doet wat?
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 16 - Drag question

Bijwoorden: ook leren
always altijd
daily dagelijks
hardly ever bijna nooit, zelden
hourly ieder uur
monthly maandelijks
never nooit
often vaak
regularly regelmatig
sometimes soms
twice a month twee keer per maand
weekly wekelijks
yearly jaarlijks

Slide 17 - Slide

En hoofdstuk 5?
De docent zal dit deze week en volgende week bespreken.
Goed opletten, want hier komt 14 juni een repetitie over.

Slide 18 - Slide