H3 Grammatica H30 Redekundig ontleden en samengestelde zinnen
Nederlands
Nederlands
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Nederlands
Nederlands
Slide 1 - Slide
Programma
Lezen
Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen
Slide 2 - Slide
Lesdoel
Je weet hoe je zinsdelen moet benoemen.
Slide 3 - Slide
Zinsdelen
Slide 4 - Slide
Redekundig ontleden
Herhaling Grammatica zinsdelen
Samengestelde zinnen
Slide 5 - Slide
Welke zinsdelen ken je? Noteer de afkortingen
Slide 6 - Mind map
Zet de stappen van de zinsontleding in de juiste volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Zinsdelen strepen zetten.
Persoonsvorm zoeken.
Gezegde bepalen.
Onderwerp zoeken.
Lijdend voorwerp zoeken.
Meewerkend voorwerp zoeken.
Bijwoordelijke bepaling(en) benoemen.
Slide 7 - Drag question
Wat is een zinsdeel?
A
het is een deel van een zin
B
kan uit één woord bestaan
C
kan uit meerdere woorden bestaan
D
lidwoorden
Slide 8 - Quiz
Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de PV
D
Alle drie zijn waar.
Slide 9 - Quiz
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Morgen geeft hij een cadeautje aan zijn oma.'
A
3 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 10 - Quiz
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Marleen heeft vorige week haar band geplakt'
A
2 zinsdelen
B
3 zinsdelen
C
4 zinsdelen
D
5 zinsdelen
Slide 11 - Quiz
Benoem de zinsdelen
Pv
Ow
Lv
Mv
Hij
mailt
zijn collega
de documenten.
Slide 12 - Drag question
Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: Mijn ouders hebben een huis gekocht.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
Mijn ouders
hebben
een huis
gekocht.
Slide 13 - Drag question
Benoem de zinsdelen
PV =
Gz =
OW =
LV =
Heeft
Karel Appel
dat schilderij
gemaakt?
Slide 14 - Drag question
Benoem de zinsdelen
PV =
Gz =
OW =
LV =
De kip
heeft
een mooi ei
gelegd.
Slide 15 - Drag question
Niemand heeft mij iets gevraagd.
Benoem het zinsdeel 'iets'
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Onderwerp (ow)
werkwoordelijk gezegde (wg)
lijdend voorwerp
(lv)
meewerkend voorwerp (mv)
bijwoordelijke
bepaling (bwb)
Slide 16 - Drag question
Benoem de zinsdelen in de volgende zin. Ik heb de zinsdelen vast gemaakt: In de lente beginnen alle tulpen weer te bloeien.
Persoonsvorm
Gezegde
Onderwerp
In de lente
beginnen
alle tulpen
weer
te bloeien.
Slide 17 - Drag question
Benoem de zinsdelen
PV =
Gz =
OW =
LV =
Overig
Waarom
doen
jullie
je werk
niet?
Slide 18 - Drag question
Samengestelde zinnen
Twee of meer zinnen aan elkaar geplakt. Samengestelde zinnen herken je aan een komma of een voegwoord. In samengestelde zinnen zit meer dan 1 persoonsvorm
Marie heeft gisteren haar wiskundetoets niet gemaakt, omdat ze ziek was
Slide 19 - Slide
Aan het werk
Bij opdr 2 en 3 schrijf je de hele zin op, onderstreept de pv en benoemt alle zinsdelen. Zet de afkorting van de zinsdelen boven de zin in hoofdletters.