Wanneer gebruik je dat of die?
Dat verwijst naar het-woorden in het enkelvoud.
Het boek dat we in de les gebruiken.
Die verwijst naar de woorden in het enkelvoud.
De bus die daar rijdt, heb ik net gemist.
Die verwijst naar alle woorden in het meervoud.
Ik zoek de woorden die ik niet begrijp op.