MRN 3KB P2 Les4 3.2/3

Pak even je spullen
schrift
rekenmachine
boek
pen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Pak even je spullen
schrift
rekenmachine
boek
pen

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Nog even oefenen met rente.
  • Wat koopkracht is en hoe het daalt of stijgt?
  • Wat kredietkosten zijn en hoe je die berekent.
  • 12 vragen voor een lollie

Slide 2 - Slide

Spaarrekening       vs       Spaardeposito
Variabele rente
Lage rente
Altijd beschikbaar
Rente op je spaarrekening
Vaste rente
Hogere rente
Geld is niet op te nemen
Rente wordt direct uitbetaald

Slide 3 - Slide

Spaarmotieven       vs       Leenmotieven
buffer voor als er iets stuk gaat
later iets duurs willen kopen
vermogen opbouwen of rentenieren
geld tekort voor uitgaven
nu iets duurs willen kopen
iets duurs willen vervangen

Slide 4 - Slide

Opwarmertje
  • Maak daarna opgave 8,9 en 10 van pagina 76/77
  • Doe dit voor jezelf
  • Lees de tekst op beide pagina's goed
  • Moeilijk? Laat het me weten
  • Klaar? Doe iets voor jezelf
timer
12:00

Slide 5 - Slide

koopkracht
Koopkracht
Koopkracht

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Koopkracht op je spaargeld
daalt -
stijgt +

Slide 8 - Slide

Opgaven over Lenen
  • Lees de tekst op pagina 78/79
  • Maak opgave 2-6
  • Doe dit voor jezelf
  • Moeilijk? steek even je hand op
  • Klaar? Laat het mij zien
  • SCHRIJF ALTIJD JE BEREKENING OP!
timer
15:00

Slide 9 - Slide

Wat is een voorbeeld van een spaarmotief?
A
Het lenen van geld
B
Voor directe uitgaven
C
Voor onvoorziene uitgaven
D
Voor toekomstige aankopen

Slide 10 - Quiz

Wat zijn nog meer spaarmotieven?
A
Rente ontvangen
B
Toekomstige uitgaven dekken
C
Financiële zekerheid creëren
D
Directe consumptie verhogen

Slide 11 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een spaardeposito?
A
Vast bedrag op een rekening
B
Direct opneembaar bedrag
C
Kredietlimiet bij bank
D
Vast rentepercentage voor termijn

Slide 12 - Quiz

Wat is rente?
A
Opbrengst op spaargeld
B
Belasting op sparen
C
Vergoeding voor geleend geld
D
Kosten van een lening

Slide 13 - Quiz

Wat is een goede reden voor een winkelier om in een winkel alleen te kunnen pinnen?
A
Contactloos betalen kan niet met elke telefoon
B
Pinnen is duur voor de winkelier
C
Je kunt makkelijker zwart geld verdienen
D
Contant geld lokt diefstal uit

Slide 14 - Quiz

Wat betekent debetsaldo?
A
Negatief saldo op rekening
B
Geen saldo
C
Rentepercentage
D
Positief saldo op rekening

Slide 15 - Quiz

Wat is geen leenmotief
A
Een aankoop uitstellen
B
Tijdelijk tekort aan geld opvangen
C
Een aankoop vervroegen
D
Onverwachte uitgaven kunnen betalen

Slide 16 - Quiz

Waarom zou ik een spaardeposito kiezen in plaats van een spaarrekening?
A
Rente op rente
B
De rente is hoger
C
Je kunt er altijd bij
D
De rente is variabel

Slide 17 - Quiz

Wat zijn kredietkosten?
A
De aflossing op je lening
B
De rente die je betaalt
C
Kosten die je naast de rente ook betaalt
D
Je maandelijkse betaling

Slide 18 - Quiz

Als je nu iets koopt en later betaalt, dan heet dat
A
Giraal betalen
B
Contactloos betalen
C
Sparen
D
Kopen op afbetaling

Slide 19 - Quiz

Tot slot...
Voordat we klaar zijn wil ik weten
of je het snapt. 
  • Je krijgt drie vragen
  • Maak deze voor jezelf
  • Lever bij mij in
  • ZET JE NAAM ERBOVEN

Slide 20 - Slide