6.4: Vruchten en zaden

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Thema 6.4 Vruchten en zaden

Leerdoel

Je kunt de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven

Besproken tijdens vorige lessen:

- De bouw en functie van een bloem

- Het verschil tussen bestuiving en bevruchting 

- Het verschil tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving

Kijk het filmpje op de volgende slide voor een terugblik 

Start bij 1 minuut en 10 sec

Van bloem naar vruchten en zaden

• In het filmpje heb je gezien dat in de tomaat het vruchtbeginsel uitgroeit tot een vrucht.
• Elke bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een zaad

Dit kun je ook zien bij de ontwikkeling van een appel. 

Hier zie je de ontwikkeling van een appel uit een bloem. 

Verbind op de volgende slide de onderdelen die uit elkaar zijn ontstaan.

Bloemsteel

Vruchtbeginsel

Zaadbeginsel

Kelkblad

Kroontje

Steeltje

Vrucht

Zaad (pit)

Hoeveel eicellen zijn bevrucht bij deze appel?

1. 1
2. 3 of 4
3. 15 tot 20
4. > 20

Uitleg

Voor elk zaadje is 1 eicel en 1 stuifmeelkorrel nodig.

Je ziet 3 pitjes = zaadjes. Dus 3 eicellen en stuifmeelkorrels zijn nodig geweest.

Wellicht is 1 pitje niet zichtbaar. Daarom: antwoord B 3 of 4 

Sommige vruchten ontstaan uit een vruchtbeginsel met maar 1 zaadbeginsel. Hoe zie je aan een vrucht dat deze is ontstaan uit een vruchtbeginsel met 1 zaadbeginsel?

Aan de slag

Leren H6.4

Maak nu opdracht 1 t/m 8  van paragraaf 6.4