M1 - week 4

Bienvenidos
a la clase de español
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bienvenidos
a la clase de español

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Week 4 - Les 1
- Je oefent een kort gesprekje
- Je oefent de regelmatige werkwoorden 
   op -AR, -ER en -IR
  




Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tarea
Wat?
Maak opdracht 10 op pag 26
Hoe?
In tweetallen
Tijd?
10 minuten
Hulp?
Boek
Eerder klaar?
Schrijf dan alvast wat feitjes op of leer alvast voor SO3

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Tarea
Wat?
Maak 12-13 op pag 28-29 in je reader
Hoe?
In tweetallen
Tijd?
15 minuten
Hulp?
Boek
Eerder klaar?
Maak dan opdracht 10 op pag 26

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Verbos -AR-ER -IR

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verbos-ar-er-ir

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tarea
Wat?
Speel het ganzenbordspel en vervoeg de werkwoorden. Het getal dat je gooit is de persoon (zie bord).
Hoe?
In groepjes van 4 of 5
Tijd?
20 minuten
Hulp?
Internet / boek
Eerder klaar?
Neem even pauze

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Week 4 - Les 2
- Je maakt SO3
- Je weet hoe je er voor staat bij Spaans
- Je herhaalt de stof van de afgelopen weken:



- Je bereidt het Triviant-spel voor
  




- kennismaken
- de werkwoorden ser en tener


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten week 4
Maken:
Boek pag 16-21




Leren:
woordenlijst (pag 71)
SO4: 
donderdag 30 september 
(zie ook Teams)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Tarea
Wat?
Maak opdracht 1.03 (pag 16), 1.07-1.11  op pag 18-21
Hoe?
In tweetallen
Tijd?
45 minuten
Hulp?
Boek
Eerder klaar?
Schrijf dan alvast wat feitjes op voor het Triviantspel

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Triviantspel

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ser 
ik
yo
soy
jij
eres
hij / zij / u
él / ella / usted
es
wij
nosotros
somos
jullie
vosotros
sois
zij / u (mv)
ellos / ustedes
son

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ser
1.     Ana (ser) profesora de español.
2.     Yo (ser) de Holanda.
3.      Vosotros (ser) españoles.
4.       Nosotros (ser) amigos.
5.      Tú (ser) médico.
6.    Antonio y Marcos (ser) hermanos.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Tener
tener = hebben


yo
tengo
tienes
él, ella, usted
tiene
nosotros
tenemos
vosotros
tenéis
ellos, ustedes
tienen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Moeten
tener betekent?

MOETEN = TENER + QUE + INFINITIEF

Hoe wordt het werkwoord tener vervoegd?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

Nogmaals de uitleg over de uitspraak van de letters in het Spaans
el abecedario
c + a, o, u = K (cacao, Colombia, Cuba)
c + i, e       = TH (of S in Latijns-Amerika) (centímetro, cinco)
ch               = tsj (macho, cha-cha-cha) 
g + a, o, u = G (gamba, golf, Guatemala)
g+ i, e        = CH / harde G  (Gibraltar, general)
gue / gui  = G (de U spreek je niet uit: guerrilla, guitarra)
h                  = - (wordt niet uitgesproken: hola, hotel)
i                   = ie (sí)
j                   = CH / harde G  (jefe)


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

el abecedario
ll    = J (Mallorca)
ñ    = NJ (oranje > España)
qu = K (queso) Na de q komt altijd een u!
r     = rollend
rr    = sterk rollend
u    = OE (Uruguay)
v     = B (Barcelona, Valencia)
y     = J  (Uruguay)  > Let op, behalve het woord "y", dat spreek je uit als  "ie".
z     = TH (of S in Latijns-Amerika) (zumba)



Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Regels voor de klemtoon
1. staat er een accent ' op  > dan ligt daar altijd de klemtoon
    (Aviaciónlaga)
2. eindigt een woord op 
     a. een klinker (a, e, i, o, u) of -s of -n   
          > klemtoon op de één na laatste lettergreep
         (chico, Mallorca, casas, imagen)
    b. alle andere letters
          > klemtoon op de laatste lettergreep
          (trabajar, ciudad, hotel)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Tener
1.     Tú (tener) dieciocho años.
2.     Vosotros (tener) muchos amigos.
3.     Yo (tener) un libro.
4.      Nosotros (tener) una casa.
5.     Patricia (tener) un perro.
6.    Sofia y Maria (tener) doce años.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions