ZWW/HWW en vvt Klas 1 GL

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Lesdoel:

- aan het einde van de les weten we het verschil tussen een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord

- aan het einde van de les hebben we geoefend met de voltooide en verleden tijd 

wat weet je al over
grammatica?

Wat zijn de ZN in deze zin:
"Jantje heeft gisteren een mooie, nieuwe fiets gekregen"

1. Jantje
2. mooie
3. gisteren
4. fiets

Wat is de PV in de zin:
"Jantje heeft gisteren een ijsje gegeten"?

1. Jantje
2. gisteren
3. heeft
4. gegeten

Welke vraag stel je, als je het onderwerp in een zin zoekt?

De vraag die je stelt is: 

Wie/wat + wg = 

Wat is het onderwerp in de zin:
Dat heeft mijn buurmeisje goed gedaan!

Het antwoord is: mijn buurmeisje

Je stelt namelijk de vraag: Wie/wat + wg?

Dus: Wie heeft gedaan? 

Mijn buurmeisje. Dat is dus het onderwerp.

HWW of ZWW?

Met HWW bedoelen we: hulpwerkwoord

Met ZWW bedoelen we: zelfstandig werkwoord

In een zin met meerdere werkwoorden, ga je op zoek naar HWW en ZWW. Het zelfstandig werkwoord is het ww dat de handeling aangeeft. 

Bijvoorbeeld: Jan gaat fietsen

In deze zin is het fietsen de belangrjkste handeling. Je ziet Jan op die fiets zitten. 

Nu gaan we wat oefeningen doen: 

Jantje heeft Pietje geslagen.
Wat is in deze zin het ZWW?

1. Pietje
2. heeft
3. geslagen
4. geen zww

Jan zal over een maand een marathon lopen.
Wat is hierin het hww?

1. marathon
2. zal
3. maand
4. lopen

Pietje vindt Jantje een eikel.
Wat is in deze zin het ZWW?

1. eikel
2. Pietje
3. vindt
4. Jantje

Nu alles weer een beetje is opgefrist gaan we aan de slag... 

Maak van 3.4 opdracht 1 t/m 7

Wat hebben we
vandaag gedaan?

Wat vond je het
lastigst vandaag?