Onderzoek het werkwoord 'blijven' in de zinnen:
- Benoem wg of ng.
- Benoem zww, kww of hww.
1. Ze / is / thuis / gebleven.
wg = is gebleven, is = hww, gebleven = zww
2. Ze / blijft / lachen.
wg = blijft lachen, blijft = hww, lachen = zww
3. Ze / is / enthousiast / gebleven.
ng = is enthousiast gebleven, is = hww, gebleven = kww